© Flickr / Emiliano Felicissimo

Waarom er misschien toch een robottaks moet komen

Een robottaks lijkt een absurde maatregel, een verkrampte poging om innovatie te stoppen en de economische groei te fnuiken. Klopt dat wel? Karl van den Broeck van Apache schrijft dat zo’n robottaks weldra het enige instrument zou kunnen zijn om ons samenlevingsmodel (een tijdje) overeind te houden.

Twitter is een schitterend medium voor querulanten. Je gooit een kreet in de groep en je krijgt een kreet terug. En dan nog een. En nog een. En daarna begint iedereen naast de kwestie te praten, names te droppen en intentieprocessen te maken.

Ik hou daar wel van. Een prikkelende gedachte lanceren en zien hoe lang het duurt voor Twitter overkookt.

Vorige week was het van dattem. Ik tweette: ‘En nu graag één zinnig argument tégen de robottaks’.

De reacties lieten niet op zich wachten. Ze kwamen allemaal op hetzelfde neer. Machines belasten die arbeiders vervangen is geen goed idee. Je fnuikt er de innovatie mee. Als wij niet automatiseren dan zullen onze concurrenten het wel doen en dan zijn we op termijn niet meer competitief. Er zijn al genoeg belastingen in België, meneer. Hoe haal je het in je hoofd om die nog te verhogen? Weer zo’n dwaas idee van de PS.

Uiteindelijk viel het ultieme verwijt: ‘Marxist!’

En daar wilde ik de twitterati hebben.

Wie een beetje de economische vakpers volgt, weet dat Marx helemaal terug van weggeweest is. Zijn meerwaardetheorie blijft als een huis overeind. Rijkdom wordt gecreëerd omdat door arbeid meerwaarde wordt gecreëerd. Het herverdelen van die meerwaarde was de inzet van de sociale strijd die ons tussen 1840 en 1970 de moderne welvaartsstaat heeft opgeleverd. Die strijd ging gepaard met keiharde stakingen, betogingen, oorlogen en vele doden. Het realiseren van die welvaartsstaat mag beschouwd worden als de belangrijkste sociale verwezenlijking van de menselijke soort. Niet langer het recht van de sterkste of de rijkste primeert in die welvaartsstaat, maar het streven om eenieder een menswaardig bestaan te geven. Dat kan alleen door de rijkdom te herverdelen.

De heilige ondernemer

Het is vandaag bon ton om ‘de ondernemer’ als de heldhaftige strijder aan het heilige economische front voor te stellen. Ondernemers zorgen voor rijkdom. Alle andere burgers profiteren van die rijkdom. Zonder ondernemers geen scholen, geen sociale zekerheid, geen openbare werken. Niks. Nada.

Daarbij worden twee dingen vergeten. ‘Wat zoudt ge zonder ’t werkvolk zijn?’ en ‘Wie gaat dat betalen?’ (En ook nog: ‘Wie gaat de milieuschade betalen?’, maar dat is voer voor een ander artikel)

Zonder arbeid kan er geen meerwaarde worden gecreëerd: niet in grote fabrieken waar van staal auto’s worden gemaakt, niet in een restaurant waar de uitbater niet zelf kan koken en opdienen en zijn zaak poetsen, niet bij de krant waar de eigenaar niet zelf alle artikels kan schrijven. De meerwaarde wordt gecreëerd door een ondernemer én een (of vaak meerdere) arbeider(s).

De winst wordt gemaakt door producten of diensten te verkopen aan een prijs die hoger ligt dan de prijs die het kost om de producten te maken of de diensten te verlenen. Maar er moeten natuurlijk nog mensen zijn die die producten willen of kunnen kopen.

Wie enkel handenarbeid kan verrichten of eenvoudige hoofdarbeid staat plots tegenover een wel heel machtige concurrent: de robot.

Wat de aanbidders van ‘de ondernemer’ wel eens dreigen te vergeten is dat de ‘arbeiders’ (en daarmee bedoel ik iedereen die werkt in dienst van iemand anders, het kan dus ook een bediende of een freelancer zijn) ook consumenten zijn. Nu wil een ondernemer natuurlijk zijn arbeidskost zo laag mogelijk houden om zijn winstmarge zo hoog mogelijk te maken. Dat is begrijpelijk. Maar lage lonen betekenen minder koopkracht en dus minder consumptie. En zo dreig je met producten en diensten te blijven zitten die niemand kan betalen.

Het is precies die paradox die de zwakke plek was van het kapitalisme in de negentiende en een stuk van de twintigste eeuw. Het is die paradox die uiteindelijk de ondernemers (‘de patroons’) ertoe bracht om een Sociaal Pact te sluiten: een deel van de (enorme) winsten die gemaakt worden door ondernemers zouden worden afgeroomd en herverdeeld. In de vorm van hogere lonen, sociale voorzieningen als vakantie, pensioen, werkloosheidsuitkeringen, ziekteverzekering, kindergeld. De belastingen die de overheid vroeg aan haar burgers, stonden daar aanvankelijk los van. De sociale zekerheid werd door de werknemers en de werkgevers betaald met de lasten op arbeid. Nu is het systeem al lang zo deficitair dat de overheid vanuit de ‘algemene middelen’ het gat moet dichten.

De globalisering heeft ervoor gezorgd dat de hefboom die werknemers hadden een pak minder gewicht kan tillen. Hun onderhandelingspositie is sterk verzwakt en vaak rest hen enkel nog het (afgebotte) stakingswapen. Het is perfect mogelijk om te produceren in landen waar mensen een habbekrats verdienen en te verkopen in landen waar mensen wel een behoorlijk inkomen hebben. Dat model floreerde het best in de koloniale tijd, maar ook vandaag is delocalisatie naar lageloonlanden nog steeds een dagelijks fenomeen.

In de 21ste eeuw komt er een einde aan die dynamiek. We staan voor een heel ander paradigma. Steeds meer producten (auto’s) en diensten (bankverrichtingen) worden gedaan zonder of door erg weinig ‘arbeiders’. Enkel hooggeschoolden die arbeid verrichten die niet of moeilijk kan worden geautomatiseerd, vinden nog makkelijk werk. Wie enkel handenarbeid kan verrichten of eenvoudige hoofdarbeid staat plots tegenover een wel heel machtige concurrent: de robot. ‘Robot’ is een verzamelnaam voor die mooie machines die je in autofabrieken in sneltempo schroeven ziet indraaien en voor de app op je telefoon die je helpt om geld over te schrijven op je zichtrekening.

Specialisten (en dat zijn heus geen dromerige futuristen) voorspellen dat de robotisering van de samenleving alleen maar zal toenemen. De economie zal steeds minder ‘arbeiders’ nodig hebben om te blijven draaien.

Zolang er mensen zijn die de producten die door de robots worden gemaakt kunnen consumeren, zal het systeem blijven draaien

Zolang er op de planeet mensen zijn die de producten die door de robots worden gemaakt kunnen consumeren, zal het systeem blijven draaien. Maar dat stelt de samenleving wel voor een groot probleem. De overheid kan nepstatuten creëren, arbeid en masse subsidiëren, vrijwilligerswerk aanmoedigen of andere maatrgelen nemen; maar daarvoor is geld nodig: belastinggeld.

Traditioneel financiert de overheid zichzelf met belastingen op arbeid, belastingen op verbruik (BTW), belastingen op bezit en belastingen op winst. Wanneer er steeds minder mensen werken (of wanneer de sociale lasten op arbeid worden verlaagd om toch maar mensen aan het werk te houden) en wanneer de BTW-inkomsten dalen omdat de consumptie stilvalt, ontstaat er een probleem.

De overheid kan dan niet anders dan kapitaal(saangroei) belasten. Dat kan op onroerende goederen (bezit van huizen, huurinkomsten) makkelijker dan op roerende. Kapitaal kan makkelijk de grens over en ontsnapt dus aan de grijpgrage handen van de tollenaars. Ook bedrijfswinsten zijn erg volatiel en de belastingen erop worden vaak zo goed als kwijtgescholden om toch maar zeker te zijn dat de bedrijven (vooral multinationals) niet zouden delocaliseren.

Voorlopig komt er van die kapitaalsbelastingen weinig of niks in huis.

Het resultaat laat zich raden: de overheid maakt schulden, de ‘werkende klasse’ kan niet meer werken. Op termijn zal dat ook gevolgen hebben op de rentabiliteit van de ondernemingen die hun producten niet aan de man kunnen brengen, maar dat is een effect dat zich pas binnen vele decennia zal laten voelen. Er zijn in de opkomende economieën nog enorme groeimarges. Als de helft van de Chinezen een kwart meer gaat verdienen dan nu, dan zit het wel snor met de consumptie van door robotten geproduceerde goederen.

Karl van den Broeck

Specialisten (en dat zijn heus geen dromerige futuristen) voorspellen dat de robotisering van de samenleving alleen maar zal toenemen

Wat te doen?

De logische stap is de meerwaarde die gemaakt wordt door ‘robots’ af te romen. Een robottaks dus. Daarmee kan een basisinkomen worden gefinancierd dat de burgers die niet langer economisch productief zijn (maar des te meer sociaal, politiek en maatschappelijk) een inkomen geeft.

Het zou een utopia kunnen zijn: een samenleving waarin niemand meer moet werken. Waar alles door robots wordt gemaakt. Plato, Thomas More en Marx zouden er dol op zijn geweest.

De kans dat dit luilekkerland er snel komt is erg klein. De trend is er een naar meer liberalisering en minder overheidsbemoeienis. Nochtans kan de meerwaarde enkel worden afgeroomd door een overheid die een deel van die rijkdom herverdeelt. Spontaan gaan de ‘ondernemers’ nooit hun winst willen delen. Om nog maar te zwijgen van de renteniers: zij zien hun geld zelfs ‘groeien’ zonder te werken.

Een ander alternatief is dat de overheid zélf de economie in handen neemt. En dat heet communisme, en daar zijn we toch allemaal tegen. Niet?

De kreet: ‘Geef me één argument tegen de robottaks’ is eigenlijk een uitnodiging om verder te kijken dan de clichés en de vastgeroeste ideeën. Enkel ‘het collectief’ (en dat hoeft niet ‘de staat’ te zijn) is in staat om de neerwaartse spiraal te stoppen. De natte droom van ondernemers die denken dat ze eindelijk verlost zijn van die lastige arbeiders (en hun vakbonden) en zo ongestoord winst kunnen maken, mag niet het morele en ethische kompas van de samenleving zijn.

Zonder ondernemers is er geen samenleving mogelijk. Maar arbeiders en bedienden zijn ook ondernemers. Zij ‘verkopen’ hun hoofd- en handenarbeid aan een bedrijf. Hen vervangen door robots, is binnenkort wellicht voor een groot stuk mogelijk, maar wanneer dat leidt tot een uitstoting van arbeiders en bedienden uit de samenleving, dreigen we opnieuw in de klassenstrijd van 1840 terecht te komen. De stijgende armoede is een alarmsignaal. Als we nu niet ingrijpen leidt ons dat tot de proletarisering van grote groepen van onze medeburgers. Dat is een prijs die we als samenleving niet willen of kunnen betalen.

Als we nu niet ingrijpen leidt ons dat tot de proletarisering van grote groepen van onze medeburgers. Dat is een prijs die we als samenleving niet willen of kunnen betalen.

Aan het einde van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw sloegen de ludditen in Engeland machines aan stukken. Ze protesteerden zo tegen de opkomst van textielmachines die hun werk afnamen. De strijd werd een burgeroorlog die het Britse leger noopte om meer manschappen in te zetten tegen de ludditen dan tegen Napoleon op het Europese vasteland. De opstand van de ludditen is perfect te begrijpen als je hem historisch beschouwt.

Tegenwoordig bestaat er zelfs een neo-ludditische stroming die – geweldloos – protesteert tegen de toenemende autmatisering.

De ludditen vergisten zich, wierp een twitteraar op. Zo leert de economische theorie ons dat kostenbesparingen (door automatisering) in één sector leiden tot kostendalingen in andere sectoren waardoor die weer meer mensen in dienst kunnen nemen.

Dat is – macro-economisch – inderdaad een waarheid als een koe. Het internet heeft véél meer jobs geceëerd dan het heeft vernietigd. Het probleem is dat het vaak gaat om jobs voor mensen met een of meerdere diploma’s of om flexi-jobs die veel minder aantrekkelijk zijn dan het oude arbeiders- of bediendestatuut. Bovendien wordt de winst niet altijd gemaakt op de plek waar het verlies (aan arbeid) wordt geleden.

En zelfs wanneer automatisering en robotisering leidt tot meer econmische groei, dan nog zal er een ‘instantie’ nodig zijn die de winsten die daaruit voortspruiten herverdeelt naar die mensen die niet langer in het arbeidsproces kunnen worden geïntegreerd.

De beste manier is een billijke, doeltreffende vermogens(winst)belasting, maar die is op nationaal vlak blijknaar erg moeilijk te heffen. Op internationaal vlak is ze zelfs onbestaande.

De conclusie is dus: zolang er geen vermogensbelasting bestaat, is de robottaks de enige maatregel die de overheid op dit moment kan nemen. Of zo’n taks het probleem op lange termijn oplost, is erg twijfelachtig. Maar hij heeft wel een zeer grote ‘educatieve’ waarde.

In de economie kunnen mensen vervangen worden door robots. In de samenleving niet. Wie dat niet wil inzien is geen burger.

(*) Het citaat ‘Wat zoudt ge zonder de werkman zijn’ komt uit een lied van de Gentse progressieve liberaal Napoleon Destanberg. Progressieve liberalen zijn een bedreigde mensensoort.

Over de auteur

Apache.be-hoofdredacteur Karl van den Broeck (1966) is journalist sinds zijn 20ste. Eerst 18 jaar bij De Morgen, dan vijf jaar als hoofdredacteur bij Knack en sinds 2011 freelance. Cultuur (en dan vooral literatuur), politiek en geschiedenis zijn zijn passies. Tussendoor maakt hij tentoonstellingen en schreef hij een boek waarin hij probeert te verklaren waarom we nog altijd de indianen willen redden. Sinds 2014 is hij deeltijds coördinator Agora (organisator debatten en kruisbestuiving tussen kunst en politiek, economie en wetenschap) bij museum BOZAR. In 2001 won hij de Vacature Persprijs. Op Twitter gekend als kvdbroec.

Lees verder Inklappen