Waarom laat het Openbaar Ministerie de corrupte zakenbankiers in de Vestia-fraude lopen?

De corrupte zakenbankiers van Deutsche Bank die een centrale rol speelden in de grootste fraudezaak uit de Nederlandse geschiedenis komen niet in de beklaagdenbank terecht. Het Openbaar Ministerie wil ze zelfs niet eens laten getuigen. Waarom zet het OM niet alles op alles om het recht te laten zegevieren?

Het is een kwestie van het volgen van het geldspoor en het stellen van simpele vragen. Welke lieden hebben het meest verdiend aan de gigafraude bij woningcorporatie Vestia? Het antwoord luidt: de banken. Ze verdienden er honderden miljoenen aan. Met name Deutsche Bank profiteerde. Jarenlang onderhielden de bankiers van Deutsche nauwe banden met Arjan Greeven, een van de hoofdverdachten in het miljardenschandaal. Greeven was kenner van financiële derivaten en bemiddelde in opdracht van de kasbeheerder van Vestia, Marcel de Vries, voor de contracten met de banken. Daarbij streek hij in totaal 20 miljoen euro aan provisies op, die hij in het geniep deelde met De Vries: steekpenningen.

Marcel de Vries plaatste zich in de absolute wereldtop van zogenoemde rogue traders

Deze corruptie is de basis van een van de grootste fraudezaken ooit en is met afstand de grootste uit de Nederlandse geschiedenis. De schade was enorm en leidde bijna tot de ondergang van de grootste woningcorporatie van Nederland. Het afkopen van de exotische derivatenrommel kostte Vestia 2,7 miljard euro, een bedrag dat uiteindelijk door huurders moet worden opgehoest. Daarmee plaatste hoofdverantwoordelijke Marcel de Vries zich in de absolute wereldtop van zogenoemde rogue traders. De beruchte Nick Leeson, die in de jaren ’90 de ondergang van Barings Bank inluidde, was goed voor minder dan de helft van de schade. Leeson staat op een vierde plek op de wereldranglijst. De onbetwiste nummer 1 is de Fransman Jérôme Kerviel, die zijn werkgever Société Générale een schadepost van 5 miljard euro bezorgde. De Vries zou — indien hem een plek op de ranglijst zou worden toegekend — een tweede plaats bezetten.

Tot de poorten van de hel

Je zou verwachten dat een officier van justitie in een zaak als deze iedere betrokkene tot aan de poorten van de hel zou achtervolgen, en dan vooral degenen die het meeste aan de corruptie verdienden: de bankiers van Deutsche Bank. De dienstdoende officieren van justitie in de zaak Vestia — Martine Dontje en Anniq Rogaar — laten dit echter na. Sterker nog, de officieren van justitie trokken afgelopen maandag tijdens de regiezitting in de Rotterdamse rechtbank zelfs een deel van de tenlastelegging in om zo min mogelijk risico te lopen dat de bankiers door de verdachten worden opgeroepen om te getuigen. Het laten getuigen van de buitenlandse bankiers zou veel extra werk opleveren en het proces mogelijk met maanden vertragen.

‘In de kern gaat het over de corruptie van twee personen: Marcel de Vries en Arjan Greeven. In bredere zin over de integriteit van de volkshuisvesting. Het gaat niet over het nut en de noodzaak van rentederivaten in de volkshuisvesting,’ tekende De Telegraaf op uit de mond van Dontje.

Het boek De bekentenis — hoe de handel in derivaten Vestia aan de afgrond bracht beschrijft in detail wat voor geraffineerde rol de bankiers van Deutsche Bank in de zaak-Vestia speelden. De bankiers wisten van de hoed en de rand. Ze wisten precies hoe close De Vries en Greeven waren, en maakten bij Vestia bewust geen melding van tussenpersoon Greeven en het feit dat hij miljoenen aan provisies opstreek. Dit is een essentieel gegeven in deze zaak. De mannen van Deutsche Bank waren volledig op de hoogte. Dat is niet alleen volkomen plausibel; emailverkeer, gedragingen en vele tientallen miljoenen euro aan verdiensten wijzen daar ook op.

Uit de titel van het boek blijkt dat de auteur, Volkskrantjournalist Tjerk Gualthérie van Weezel, zeer uitgebreid met hoofdverdachte Arjan Greeven sprak. De fraudeur kreeg wroeging en kwam met zijn administratie onder de arm naar het Openbaar Ministerie toe. Tientallen, zo niet honderden uren sprak Greeven met de rechercheurs. Dat deed hij, omdat hij vindt ‘dat ook de banken en hun medewerkers voor de schade van Vestia moeten opdraaien,’ schrijft Van Weezel. ‘En hij hoopt vurig dat zijn bekentenis en zijn archief daaraan kunnen bijdragen. Niet omdat hem dan minder schuld treft, maar om ervoor te zorgen dat de rekening van dit debacle niet alleen door Vestia en de woningcorporaties van Nederland zal worden betaald.’

Grove misstand

Officieren van justitie Dontje en Rogaar zijn niet overtuigd van de goede bedoelingen van de tot inkeer gekomen Greeven en spitsten hun zaak dus toe op hem en de Nick Leeson van de Lage Landen: Marcel de Vries. Daar valt wat voor te zeggen. Dat dit tweetal zal moeten boeten, is ook boven iedere twijfel verheven. Maar deze beperkte keuze maakt dat de Nederlandse justitie zichzelf en de Nederlandse samenleving de kans ontneemt om de directe betrokkenheid van internationale zakenbankiers bij een fraude van historische omvang aan te tonen en hen daarvoor in een rechtszaal ter verantwoording te roepen. Sterker, het OM doet er dus alles aan om de corrupte heren van Deutsche Bank buiten de rechtsgang te houden. Dat is een grote vergissing te noemen, en in mijn ogen zelfs een grove misstand.

Het OM doet er alles aan om de corrupte heren van Deutsche Bank buiten de rechtsgang te houden

‘Financiële instituten hebben hun maatschappelijke verantwoordelijkheid de laatste decennia onvoldoende genomen. In het geval met Vestia hebben ze als het ware jarenlang verrijkt uranium verkocht aan een kindercrèche, zonder zich te bekommeren om de gevolgen,’ zei advocaat en voormalig officier van justitie Aldo Verbruggen vorig jaar in De Telegraaf (14 augustus 2015). ‘Maar de banken hebben hier, in tegenstelling tot in de VS, weinig te vrezen van justitie,’ voegde Verbruggen daar aan toe. ‘Na de aanpak van enkele topmensen van de van witwaspraktijken verdachte Slavenburg’s bank, begin jaren tachtig, heeft de politiek in Nederland besloten: geen bank meer vervolgen. Dat standpunt lijkt ongewijzigd. Ik schat in dat het OM niet snel de politieke ruimte krijgt een financiële instelling van betekenis te vervolgen. Maar naar mijn mening zou het OM zich daarin af en toe onafhankelijker kunnen opstellen, en ballen kunnen tonen.’

Of de politieke ruimte er wel of niet is, durf ik niet te zeggen. Wat vaststaat, is dat de officieren van justitie Martine Dontje en Anniq Rogaar laten zien dat het OM de energie en de ‘ballen’ niet heeft om een zaak van internationale omvang aan te pakken. Too afraid to fail en zo blijven de mannen van Deutsche Bank too big to jail.

Dat het ook anders kan, blijkt uit een zaak die speelde in het Duitse provinciestadje Pforzheim, waar ook wild met derivaten werd gespeculeerd. In 2012 besteedden we op Follow the Money ruim aandacht aan deze zaak. De schade was met 57 miljoen euro nog geen fractie van die bij Vestia, maar in tegenstelling tot de Nederlandse officieren van justitie had de Duitse openbaar aanklager wel de moed, de energie en de vasthoudendheid om de betrokken internationale bankiers aan te klagen. Het wordt verdomme tijd dat onze aanklagers ook eens hun tanden aan de financiële sector laten zien.