Zeker, aardgas is een belangrijke pijler van onze economie en welvaart geweest. Maar is het ook de – schone – toekomst, wat belanghebbenden zoals Shell, onze overheid en de Russen of Noren ons willen doen geloven? In dit dossier gaan we op zoek naar de de betekenis van aardgas voor de toekomst van onze economie. Kunnen we zonder? Hoe ziet de kosten-baten analyse er werkelijk uit? En wie profiteren er eigenlijk van aardgas? Lees meer

Aardgas wordt vaak omschreven als een ‘transitie-brandstof’, een logische tussenstap in de transitie van fossiele naar duurzame energie. Bij de verbranding van aardgas komen minder schadelijke stoffen en CO2 vrij dan bij de verbranding van kolen of diesel. En er is voorlopig genoeg van.
Gas is ook een belangrijke pijler van de Nederlandse economie. De Nederlandse belastingbetaler heeft miljarden geïnvesteerd in de ontwikkeling van de gasinfrastructuur. Een voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van de zogenoemde gasrotonde, Nederland als het knooppunt en de regelkamer van het Noordwest-Europese gastransport. In de periode 2005-2014 is daarin 8,2 miljard euro belastinggeld gestoken. De Rekenkamer kwam enkele jaren geleden tot de conclusie dat de Nederlandse regering dat gedaan heeft zonder dat er 'goed gekeken is naar nut, noodzaak en risico's van de gasrotondestrategie’. 
Desondanks gaat de overheid door met het bevorderen van aardgas en het promoten van ons land als sleutel in de productie en het transport ervan. Nu de winning van het Groningse gas versneld wordt afgebouwd, zet de overheid in op alternatieven, zoals vloeibaar gemaakt aardgas (LNG), vaak met milieu en klimaat als rechtvaardiging. In werkelijkheid zijn er grote belangen mee gemoeid. Zo is het een van de belangrijkste activiteiten van Shell, dat 20 procent van de totale wereldmarkt in handen heeft. 
In dit dossier onderzoeken we de betekenis van gas voor onze economie, de belangen die erachter steken en de gevolgen van de gemaakte keuzes.

23 artikelen

Energiebedrijven, reders, zandwinners, vissers: iedereen wil gebruik maken van de Noordzee. Wie zijn de winnaars en verliezers in deze strijd? Lees meer

De Noordzee is een van de drukste zeeën ter wereld en wordt steeds drukker. Er staan verouderde en verlaten boorplatforms die al jaren geleden zouden worden opgeruimd. Langs de kust worden enorme windmolenparken aangelegd en op de bodem liggen cruciale internetkabels. Delen van de Noordzee worden intussen als natuurgebied aangemerkt, met alle restricties van dien. De visserij ziet haar visgebieden slinken en moet tegelijk haar methoden innoveren. Wie zijn de winnaars en verliezers van de slag om de Noordzee?

8 artikelen

Waarom olie- en gasbedrijven zo graag milieu-onderzoek rond Noordzeeplatforms sponsoren

6 Connecties
15 Bijdragen

Het staat in de wet: oude olie- en gasplatforms op de Noordzee moet je ontmantelen. De olie- en gasindustrie sponsort nu onderzoek naar de milieueffecten van de platforms. Platforms kunnen mogelijk een positief effect hebben op het onderzeemilieu. Wat betekent dit voor de opruimverplichtingen? En: hoe onafhankelijk is dit onderzoek met zulke geldgevers?

Het is 1995. In de boardroom van Shell woedt een heftige discussie: wat gaan we doen met Brent Spar, het inactieve olieplatform in het Britse deel van de Noordzee? Het plan was om het af te zinken, maar Greenpeace lanceerde een campagne om dit tegen te gaan. Greenpeace was succesvol en Shell moest grotendeels het platform op land ontmantelen.

Het argument van Greenpeace was – en is – dat de olie- en gasindustrie ‘gewoon haar rommel moet opruimen’, aldus oceanoloog en campagneleider Oceanen Greenpeace Pavel Klinckhamers. Greenpeace houdt fundamenteel vast aan het polluter pays principle: de vervuiler moet betalen.

Pavel Klinckhamers, oceanoloog Greenpeace

De olie- en gasindustrie moet gewoon haar rommel opruimen

Zo’n 22 Nederlandse platforms zijn nu rijp voor de schroothoop. Volgens het Ospar verdrag dat in de jaren na de Brent Spar-kwestie werd gesloten, en de Mijnbouwwet is er een wettelijke verplichting mijnbouwinstallaties te verwijderen. ‘Op het moment dat je aan deze wetten gaat sleutelen, loop je het risico dat je een veel breder speelveld openbreekt over het behandelen van afval in de hele mijnbouwindustrie,’ waarschuwt Greenpeace oceanoloog Pavel Klinckhamer. ‘Als een opruimverplichting niet meer geldt voor boorplatforms, waarom dan ook niet voor industrieel afval of kernafval, dat nota bene tot in de jaren ‘90 ook in de Noordzee werd gedumpt?’

Maar er zijn Noordzee-ecologen die dit betwisten en stellen dat het geen zwart-wit kwestie is dat geheel verwijderen de meest milieuvriendelijke oplossing is. Recent onderzoek, gefinancierd door de olie- en gasindustrie, suggereert dat platforms in sommige gevallen zelfs een positief effect kunnen hebben op het onderzeemilieu.

Het is geen zwart-wit kwestie

Wie de documentaire Merchants of Doubt heeft gezien, zal dit meteen herkennen als een bekende strategie van grote olie- en gasbedrijven: onderzoek sponsoren om twijfel te zaaien over het wel of niet moeten nakomen van mileuverplichtingen. Is dat hier ook het geval?

Beschermde natuurgebieden

Platforms op de Noordzee hebben een veiligheidszone met een straal van 500 meter, waar geen scheepvaart, visserij of ander gebruik toegestaan. Het slepen van visnetten over de bodem en in de waterkolom binnen deze veiligheidszone is dus verboden. Dit heeft over de pakweg 30 jaar dat de platforms er staan geleid tot de facto ‘natuurgebieden' binnen de 500 meter straal rondom de platforms.

Volgens ecosysteemconsultant Anne-Mette Jørgensen, betrokken bij het vorig jaar afgeronde Noordzee onderzoeksprogramma LiNSI, zijn de gebieden nu kunstmatige riffen geworden met een kwaliteit van bescherming die zelfs officiële natuurgebieden in de Noordzee niet hebben. ‘En zeker vergeleken met handhaving van een bemand platform, met mensen die kunnen kijken hoe dichtbij vissersboten komen,’ stelt Jørgensen. ‘Verder is vrijwel elke meter van de Noordzee minstens één keer per jaar doorploegd met sleepnetten van de commerciële visserijen.’

Het Imares-onderzoeksprogramma van Wageningen Universiteit duikt verder in het Noordzee ecosysteem. Het Nederlandse gedeelte van de Noordzee heeft nu voornamelijk een zanderige bodem. Dit is deels van nature, maar Han Lindeboom, hoogleraar mariene ecologie in Wageningen, stelt dat dit mede komt door zeer zware bevissing met sleepnetten: ‘In het verleden lagen er grote oesterbanken, wat wij harde substraten noemen. Harde substraten zijn dus niet onnatuurlijk in de Noordzee, maar veel ervan zijn door vissers verwijderd.’

Platforms zijn volgens Lindeboom een nieuwe vorm van harde substraat: ‘Vanuit de natuur geredeneerd zeg ik daarom als ecoloog dat de harde substraat van de platforms een rol heeft die in het verleden door andere dingen, zoals oesterbanken, werden vervuld.’

Ecoysteem

Wat betekent dit concreet voor lokale onderwaterecosystemen? ‘Er zit bijzondere fauna op, de biomassa op zo’n platform is veel hoger dan de zandbodem,’ aldus Lindeboom. Joop Coolen, die op dit gebied bij Han Lindeboom promoveert, heeft enkele duikexpedities onder platforms gedaan en zei eerder dit jaar tegen het Financieele Dagblad dat er veel verschillende diersoorten zijn gevonden op drie onderzochte Engie platforms: ‘Zeepokken, anemonen, sponzen, krabben, koudwaterkoraal, veel soorten die niet op zand voorkomen. We hebben drie platforms volledig geanalyseerd. We vonden daar ongeveer tweehonderd diersoorten. Van kleine slijkgarnaaltjes vonden we tot een miljoen per vierkante meter, een soort tapijt van garnalen.’

 

Duikonderzoek Joop Coolen

De Verenigde Staten, die al stukken verder zijn dan Nederland op het gebied van ontmanteling, hebben dan ook een landelijk rigs-to-reef programma, dat het mogelijk maakt daarvoor geschikte platforms naar een aangewezen kunstmatige riflocatie te slepen en af te zinken. Meer dan 400 ontmantelde platforms in de Golf van Mexico zijn zo omgetoverd tot kunstmatige riffen en creëren samen het grootste netwerk van kunstmatige riffen ter wereld.

Het gaat er hier echter wel om dat de onderdelen die blijven staan ook daadwerkelijk schoon zijn. Een rapport van het Linsi onderzoekspogramma concludeerde dat ‘schone onderstellen van de platforms geen significant negatieve effecten hebben op lokale ecosystemen’. Maar dit geldt niet altijd voor de bovenste gedeelten van de platforms. Promovendus mariene biologie Joop Coolen in gesprek met het FD: ‘De bovenkant, de zogeheten top-side, van een platform is het meest vervuilend. Dus die zullen er zeker worden afgehaald.’

Vanuit dit perspectief vind ecosysteemconsultant Jørgensen het niet logisch dat er miljarden  in worden gestoken ‘om die kleine reservaten weg te halen en die regio’s dan ook weer over te leveren aan overbevissing.’ Marien ecoloog Han Lindeboom heeft, zo verklaart hij, verder ‘niks tegen visserij’. Hij heeft, naar eigen zeggen, altijd gepleit voor 75 procent duurzame visserij en 25 procent natuurbescherming op de Noordzee. ‘Wat mij betreft horen die platforms binnen de natuurbescherminggebieden en de geplande windparken ook.’

Onderzoek

Tot nu toe zijn de recente onderzoeksprogramma’s over het effect van kunstmatige installaties op het onderwatermilueu van de Noordzee mede gefinancierd door de olie- en gasindustrie. Wageningen Universiteit betaalt het salaris van promovendus Joop Coolen. Maar zowel Linsi als Imares putten voor hun middelen uit de fossiele sector, met steun van de oliebedrijven Engie, NAM, Wintershall en het staatsbedrijf Energie Beheer Nederland (EBN). Andere internationale oliebedrijven die in dit soort onderzoek investeren zijn BP, Exxon en Statoil. Richard Heard is programma directeur van Insite, een vergelijkbaar Brits onderzoeksprogramma. Ook dit programma is voor een bedrag van 1.8 miljoen Britse ponden gefinancierd door de olie- en gasindustrie.

Onderzoek wordt gefinancierd door de olie- en gasindustrie

Heeft dit dan effect op de resultaten van de onderzoeken? Olie- en gasbedrijven zien zich nu geplaatst voor torenhoge ontmantelingskosten, die volgens EBN (Energiebedrijf Nederland) elk jaar oplopen. Die bedrijven hebben dus baat bij onderzoeksresultaten die stellen dat de platforms zouden kunnen blijven staan omdat ze een positief effect hebben op het onderwatermilieu, of op zijn minst twijfel zaaien over wat er gedaan moet worden. Op deze manier zouden ze de opruimkosten kunnen uitstellen of afwentelen op latere exploitanten die de platforms dan bezitten.

Han Lindeboom: ‘Het belang dat de oliemaatschappijen daarbij hebben, is dat het hun ongelooflijk veel geld kost om die dingen tot onder de zeebodem te verwijderen. Maar wat ze sowieso toch moeten doen, is de oude putten sluiten. Ongeacht wat er met de platforms zelf gebeurt. Vervolgens kunnen we afvragen of we het platform laten staan, de poten laten staan, de poten op de grond leggen, of het hele platform op de grond leggen.’

Onafhankelijk

Volgens Jørgensen, Lindeboom en Heard hebben de onderzoeksprogramma’s Linsi, Imares en Insite alle maatregelen genomen om onafhankelijkheid te waarborgen. Volgens Jørgensen is bij Linsi in het contract opgenomen dat sponsors geen zeggenschap hadden over de resultaten. Op de vraag of de bron van de fondsen van invloed zou kunnen zijn op de resultaten, antwoordt Insite programmadirecteur Richard Heard: ‘Ja, je hebt gelijk, het geld komt van de olie- en gasindustrie.’ Maar daar houdt het volgens hem dan ook op. ‘De sleutelfactor hier is dat de sponsors geen zeggenschap hebben over waar het geld aan uitgegeven wordt of wat er gepubliceerd wordt. Dit soort gezamenlijke projecten met de olie- en gasindustrie worden vaak van buitenaf te cynisch bekeken,’ meent Heard. 'Nee, er is hier vooral geen sprake van "oliegeld dus olieresultaten".'

Richard Heard, programma-directeur Insite

Dit soort gezamenlijke projecten met de olie- en gasindustrie woorden vaak van buitenaf te cynisch bekeken

‘Insite is ook niet alleen een ontmantelingsproject,’ gaat Heard verder. ‘Het is een onafhankelijk wetenschappelijk project om het debat over de invloed van kunstmatige installaties op het onderzeemilieu te informeren. Dit is niet alleen voor ontmanteling interessant, maar ook voor toekomstige kunstmatige installaties op zee, zoals de grote windparken. Je kan niet zeggen dat het een zwart-witte kwestie is, omdat er op dit moment niet genoeg wetenschappelijk vastgestelde feiten zijn verzameld over de effecten. Daartoe dient dit programma.’

Oliegeld is slechte reclame

Ondanks het behoud van wetenschappelijke onafhankelijkheid, erkent Jørgensen dat wetenschappelijk onderzoek gesponsord door de olie- en gasindustrie simpelweg slechte reclame is. ‘Dat is de grote kwetsbaarheid van het project geweest, dat die financiering van de sector zelf kwam,’ geeft Jørgensen toe. ‘In het Verenigd Koninkrijk heeft dat veel ngo's ervan weerhouden actief betrokken te worden. Die wilden principieel niet meedoen, juist omdat de olie- en gasindustrie dit onderzoek sponsorden.’ Nu probeert Jørgensen voor vevolgonderzoeken fondsen uit andere bronnen te vinden, maar dat blijkt erg lastig. ‘Het eerste wat fondsen dan vragen is waarom de olie- en gasindustrie dit niet zelf betaalt. Dan moet ik hen uitleggen dat we alleen op deze manier door buitenstaanders als écht onafhankelijk gezien kunnen worden.’

Het gaat hier dus niet om het bieden van een wetenschappelijke onderbouwing waarmee oliebedrijven hun opruimverantwoordelijkheden moeten kunnen omzeilen, aldus Jørgensen en Lindeboom. Jørgensen stelt dat er sowieso een opruimfonds moet komen bij EBN waar alle oliemaatschappijen aan moeten bijdragen, zoals in de nucleaire industrie en bij vuilstortplaatsen. Wel stelt Lindeboom dat olie- en gasbedrijven eerder bereid zijn nu dit soort onderzoek te financieren, dan om miljoenen opzij te zetten in een opruimfonds voor later. Jørgensen zegt ook dat met de huidige olieprijzen oliebedrijven niet staan te trappelen om bedragen aan EBN over te maken.

Anne-Mette Jørgensen, ecosysteem consultant Linsi

Dat is de grote kwetsbaarheid van het project geweest, dat die financiering van de sector zelf kwam

Speldenprik

Uitendelijk gaat het hier om natuurgebieden, die slechts enkele unieke speldenprikjes vertegenwoordigen in de Noordzee. ‘Als je kijkt naar het zeeoppervlak dat een mijnbouwinstallatie beinvloedt, dan is dat nog geen vierkante kilometer,’ legt Lindeboom uit. In totaal zijn er zo’n 179 platforms op de Noordzee, wat dus neerkomt op zo’n 125 vierkante kilometer. Een beschermd natuurgebied dat iets kleiner is dan Texel. Lindeboom: ‘Op een Noordzee van 50.000 kilometer, kom je in de orde van duizendste procenten uit. Maakt dat zoveel uit? Nee, vanuit het gehele ecoysteem van de Noordzee gerekend, maakt dat eigenlijk niet zoveel uit.’

‘Sinds de Brent Spar-kwestie hebben ngo’s altijd gezegd dat alles eruit moet,’ zegt Lindeboom. ‘Die zijn bang voor vervuiling. Ze zijn bang dat als je het platform laat staan of afzinkt, en als het dan vergaat, dat er dan veel rommel vrijkomt. De oliemaatschappijen moeten nu garanderen dat het gaat om natuurlijke materialen zoals staal en schone platforms.’

Han Lindeboom, marien ecoloog Wageningen

De oliemaatschappijen moeten nu garanderen dat het gaat om natuurlijke materialen zoals staal en schone platforms

Pavel Klinckhamers moet toegeven dat er uitzonderingen kunnen zijn: ‘Sommige platforms zijn zo ongelooflijk groot dat je ze niet kunt opruimen op een fatsoenlijke, veilige en milieuvriendelijke manier. En olieplatforms introduceren inderdaad hard substraat in de Noordzee dat eerder is weggevist door bodemnetten. Maar je kunt je wel afvragen in hoeverre die speldenknopjes op de Noordzee nou bijdragen aan de grotere biodiversiteit in de Noordzee. Ik kan me best voorstellen dat sommige platforms biodiversiteit stimuleren, maar je moet ook kijken of dat inheemse soorten of exoten zijn.’

Het gaat om het naleven van de wet

Bovendien zijn er volgens Klinckhamers ook andere manieren om meer harde substraat in de Noordzee te krijgen. ‘Bijvoorbeeld door de grote windmolenparken die eraan komen, die dezelfde eigenschappen hebben als die platforms,’ zegt Klinckhamers. ‘Maar de onderzoeken die nu lopen geven nog geen harde conclusies. Het gaat nu dus gewoon om het naleven van de wetgeving die toen is afgesproken. Dit soort platforms moeten dus worden weggehaald na gebruik. Voor de economie is dit ook niet zo’n slechte zaak, omdat het veel kansen biedt voor de Nederlandse offshore-industrie. Het is dus ook in ons economisch belang om die platforms op te ruimen.’

Anthropoceen

Maar volgens Lindeboom gaat het erom een heldere toekomstvisie te ontwikkelen voor de Noordzee. ‘We hebben de Noordzee bijvoorbeeld steeds meer nodig voor voedsel. We zouden die platforms kunnen gebruiken voor actieve aquacultuur. Daar zouden die platforms goed voor kunnen dienen. Ze staan daar al, ze zijn stevig en waaien niet weg. Bovenaan al die platforms groeien al mosselen. We moeten dit soort kansen grijpen en niet altijd dwarsliggen bij nieuwe ideeën.’

Lindeboom: ‘We leven in het anthropoceen: er is geen plek meer op de aarde waar je de invloed van de mens niet kan meten. De mens heeft de aarde overgenomen en wij gaan helemaal bepalen hoe de toekomst eruit ziet. Dus ook de toekomst van de Noordzee.’