© ANP / Olaf Kraak

Wat is er nu precies aan de hand in Groningen?

2 Connecties

Relaties

aardgas

Locaties

Groningen
49 Bijdragen

De fakkeltocht tegen de aardgaswinning in Groningen bracht vorige week tienduizenden mensen op de been. Maar wat schuilt er achter de woede van de Groningers? En waar komen de aardbevingen in de provincie eigenlijk vandaan? Aardwetenschapper Sam Gerrits zocht het uit.

Afgelopen vrijdag nam ik deel aan de ‘Genoeg is Genoeg!’-fakkeltocht in Groningen, om mijn solidariteit te tonen met alle Groningers die willen dat de gaskraan per direct dichtgaat. Oorspronkelijk was de tocht gepland als een rondgang door het centrum, maar er waren zo veel mensen op de been dat deze ruim twee uur duurde. Ik vond het indrukwekkend om ertussen te lopen, met mijn fakkeltje. Het voelde als een historisch moment, want dat er ongeveer tienduizend mensen aan deze fakkeloptocht deelnamen, is anno 2018 bijzonder te noemen.

Volgens Tom Postmes, hoogleraar sociale psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, ligt de periode dat bij massale demonstraties honderdduizenden mensen op de been kwamen ver achter ons. Postmes is tevens onder de indruk van de ruim 53 duizend mensen die op de website van het Dagblad Van Het Noorden een ‘digitale fakkel’ hebben ontstoken: ‘Dat is een kwart van het aantal handtekeningen dat Freek de Jonge heeft binnengehaald, terwijl die actie maanden heeft gelopen.’

Postmes noemt de (digitale) fakkeltocht een ‘broodnodig terugkerend ritueel’: ‘Het debat loopt nog steeds door. Minister van Economische Zaken Eric Wiebes heeft nog geen gasbesluit genomen; dit is een goed signaal aan Den Haag. Uit ons onderzoek blijkt dat als de aandacht voor de aardbevingen verslapt, de mensen die het aangaat zich extra deplorabel voelen.’

In dit dossier is al veel aandacht besteed aan het Groninger Drama. Maar hoe het nu eigenlijk precies zit met dat gas en die aardbevingen is nog niet uitvoerig besproken. Om te snappen hoe Nederland in elkaar zit, waarom de Groningers zo boos zijn en waarom ze zich zo ellendig voelen, moet je, zoals altijd, kijken hoe de geldstromen gelopen hebben — en hoe ze nu nog lopen.

Machines werden het nieuwe beloofde land, en dat maakte kolen ineens tot zwart goud

Zwart goud

Laat ik beginnen bij de industriële revolutie. Die begon vroeg in de 18e eeuw, toen we ontdekten dat stoommachines op kolen in dezelfde tijdseenheid veel meer werk kunnen verrichten dan dieren, slaven en wind- of watermolens. Met andere woorden: dat machines veel meer waarde per uur kunnen creëren dan mensen. Machines werden het nieuwe beloofde land, en dat maakte kolen ineens tot zwart goud.

De enige plek in de buurt van Holland waar je goedkoop zelf kolen uit de grond kon trekken, was het huidige Limburg: een naamloos, min of meer onafhankelijk gebied, tot het in 1794 onder Frans gezag kwam. Na de Franse tijd, rond 1813, pikte Willem I de regio in en gaf hij het zijn huidige naam. En al in 1815 begonnen een paar privébedrijven met het mijnen van steenkool in het gebied.

In 1830 sloot Limburg zich aan bij de Belgische Revolutie; in 1839, na de Tiendaagse Veldtocht — waarin hij de Belgische Opstand met bruut wapengeweld neersloeg — bepaalde Willem I dat de verliezers onafhankelijk mochten worden. Willem I wilde alleen het oostelijk deel van Limburg houden; het westelijke deel mochten de Belgen hebben. Sindsdien is Limburg gesplitst in een Belgisch en een Nederlands deel.

Wie zich afvraagt waarom Willem I alleen oostelijk Limburg in bezit wilde houden, hoeft maar te kijken naar de kaart van mijnschacht-locaties in zowel het Belgische en Nederlandse Limburg. Willem I wist precies wat hij deed. 

En zo werd Limburg een steenkolen-wingewest voor Holland. In 1902 werd de onderneming Staatsmijnen Limburg opgericht, waarna de ene na de andere Staatsmijn geopend werd. Gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw mochten de Limburgse koempels stoflongen oplopen en mijnongelukken krijgen: als de fabrieken van Holland maar bleven roken.

In 1965 was die opstelling echter ineens voorbij. Na een historische toespraak van toenmalig minister van Economische Zaken Joop den Uyl werd de ene na de andere Staatsmijn gesloten. Voormalig wingewest Limburg was ineens een blok aan het been en de provincie werd aan haar lot overgelaten. Sindsdien hebben de Limburgers niet zoveel op met de rest van Nederland — en al zeker niet met Den Haag. 

Het verband tussen Limburg en Groningen

Nu vraag je je misschien af: wat heeft dit allemaal met de fakkeltocht in Groningen te maken? Welnu: feitelijk is de exploitatie van de Limburgse mijnen nooit opgehouden. 

In vroeger tijden, nadat er vele koempels het leven hadden gelaten bij ongelukken met mijngas, begonnen mijnwerkers kanariepietjes mee te dragen bij het werk in de kolenmijnen. Als er een gaslek was gingen deze kleine diertjes namelijk ‘van hun stokje’, lang voordat de mijngassen de werkers konden doden.

Uit de steenkoollagen in de mijngangen ontsnapten kort gezegd drie soorten gas: Van de eerste twee — kooldioxide (CO2) en koolmonoxide (CO) — overleed je door verstikking. Koolmonoxide verdrijft al in lage concentraties de zuurstof van je rode bloedcellen; Kooldioxde verdrijft in hoge concentraties de zuurstof uit een mijngang. 

Het steenkool van de Limburgse mijnen zit ook onder Groningen

Het derde mijngas is methaan, wat we nu kennen als aardgas. Dit gas heeft, net als CO en CO2, geen geur van zichzelf: die wordt in de gasfabriek toegevoegd. Het is echter wel hoogst ontvlambaar.

Zoals je kunt zien in de dwarsdoorsnede van de Nederlandse bodem hieronder, zit het steenkool van de Limburgse mijnen ook onder Groningen. In Groningen zit deze ‘Limburg-formatie’ echter geen honderden meters, maar zo’n 3,3 kilometer onder de oppervlakte. En, belangrijk: erboven ligt een ondoordringbare zoutlaag, afkomstig uit het Perm. Daardoor blijft het mijngas netjes gevangen in de aarde. De koempels hoeven tegenwoordig evenwel geen risico meer te lopen: we hebben in Groningen gewoon een paar lange kilometerslange pijpen in de grond gezet.

Die boorpijpen waren oorspronkelijk overigens neergezet op zoek naar olie, iets dat na de Texas Oil Boom in de jaren vijftig helemaal hip was geworden. Dat we in plaats van olie aardgas aantroffen, vonden we eigenlijk maar niks — tot we ontdekten hoe véél aardgas er eigenlijk zat: het Slochteren-veld is het grootste van Europa. 

In 1963 begonnen we gas op te pompen uit wingewest Groningen; twee jaar later werd wingewest Limburg afgedankt. Holland volgde daarmee een oeroud koloniaal patroon: wingewesten worden van oudsher door de kolonisator gezien als een verse kokosnoot met een rietje erin. Je slurpt die kokosnoot leeg, en daarna gooi je hem weg.

Stomtoevallig ligt het Slochteren-veld in het noordoosten van Groningen, traditioneel één van de armste gebieden van Nederland. Mede door deze wingewest-filosofie heeft Den Haag de gasexploitatie niet heel handig aangepakt. Van de enorme smak geld die uit het Slochterense weiland van boer Kees Boon werd opgepompt, vond — tot de aardbevingen begonnen — maar hooguit één procent zijn weg terug naar Groningen. Zuurder dan zuur, als je weet dat in de VS iedere boer een stukje van de winst krijgt die de olie onder zijn land oplevert. Hoe anders is dat in Nederland: de eerste stad die een aardgasnet kreeg was Hilversum.

Een leeggezogen kokosnoot, zo voelen de Groningers zich dus, al helemaal sinds de aardbevingen begonnen zijn. Net zo gebruikt en gedumpt als de Limburgers in de jaren zestig. Misschien dat er daarom wat de Groninger aardbevingen betreft ook zoveel desinformatie bestaat.

Er is rondom de aardbevingen in Groningen namelijk een wildgroei van pseudo-wetenschappelijke informatie ontstaan, die de situatie regelmatig flink overdrijft. De stad Groningen zou op instorten staan; omkukelende Martini-torens; Neder-tsunami’s: je kunt het zo gek niet bedenken, of iemand heeft het verzonnen. De teneur van deze informatie: Groningen verzinkt als een soort Atlantis, brandend in de Noordzee, en Den Haag telt lachend zijn geld en kijkt de andere kant op.

Hebben we nu te maken met zware aardbevingen, of is er iets anders aan de hand?

Tegelijkertijd zijn er zo veel technische, complexe rapporten over de materie verschenen, dat mijn collega-journalisten door de bomen het bos niet meer zien. Hebben we nu te maken met zware aardbevingen, zoals bijvoorbeeld Zembla en de TU Delft beweren? Of is er iets anders aan de hand?

Unieke Nederlandse chaos

Ik ben in 2017 een paar keer in Noord-Groningen wezen kijken, op uitnodiging van een insider die liever anoniem blijft. In februari 2014 maakte haar dorp, in de buurt van Loppersum, twee aardbevinkjes mee: één van magnitude 3.2 op de schaal van Richter, en eentje van 2.7. Bij die van 3.2 stond de binnenmuur van haar nieuwbouwwoning te schudden. Dat vond ik gek, tot ze me liet zien hoe ronduit beroerd goedkoop haar huis gebouwd is — iets waar veel nieuwbouw in het wingewest Groningen last van heeft.

Als aardwetenschapper heb ik een simpele theorie over de Noord-Groningse ondergrond. Waarom die zo beeft, waarom er zoveel schade is. In technische rapporten en populair-wetenschappelijke artikels komen telkens dezelfde vier of vijf mogelijke oorzaken terug, die allemaal even zwaar gewogen worden. Maar soms zijn dingen simpel.

Zoals je kunt zien in het bovenstaande kaartje, hebben we met Noord-Groningen en Loppersum een unieke, typisch Nederlandse situatie (om niet te zeggen: chaos) gecreëerd. Het gasveld bij Slochteren ligt drie kilometer onder de grond en bestaat uit een half versteende laag woestijnzand van zo’n 300 meter dik, afgedekt met een dikke laag zout. Sinds de jaren zestig hebben we er voorzichtig geschat 2.000 kubieke kilometer aardgas uit opgepompt.

Er is dus uit een reusachtige, ondergrondse tank een onvoorstelbaar grote bel gas verdwenen. Gewoon: via onze gaspitten, als CO2 de blauwe hemel in. Daardoor zitten we nu met twee problemen.

Ten eerste: de oorspronkelijke druk in het Slochteren gasveld was 350 atmosfeer. Dat komt omdat er drie kilometer sediment bovenop ligt. Ter vergelijking: in de nadagen van de industriële revolutie had je stoomlocomotieven met ultra-hogedruk stoomketels; daarin was de druk 17 atmosfeer. De oorspronkelijke druk in het gasveld was dus 20 keer zo groot als die in een ultra-hogedruk stoomlocomotief. Hetzelfde geldt voor olievelden: daarom spuit de olie er ook zo hard uit als je een olieveld aanboort.

Van bovenaf gezien ligt er een een kilometer zand en klei op het gasveld, daarna een kilometer kalksteen, zeg maar de krijtrotsen van Dover maar dan tien keer, en daarna nog een kilometer zout. Dat is een hoop gewicht — vandaar ook die oorspronkelijke 350 atmosfeer druk.

Anders gezegd: je kunt het oorspronkelijke gasveld zien als een hard opgepompt luchtbed, vol ruwe brokken steen die met zeep zijn ingesmeerd, waar een olifant bovenop staat. En dan laat je driekwart van de lucht — zo’n 260 atmosfeer — uit dat luchtbed lopen.

Het gevolg: die brokken steen liggen niet meer zo lekker. Dat lossen ze vanzelf op, door over breuklijnen langs elkaar te gaan schuiven. En als stukken gesteente langs een breuklijn schuiven, voelen we dat als een aardbeving. Vooralsnog zijn dat in het Groninger veld lichte aardbevingen; of er ook zwaardere bevingen kunnen volgen, is koffiedik kijken.

Ik sprak Adriaan Houtenbos, een ingenieur die 20 jaar voor de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) gewerkt heeft. Volgens Houtenbos blijkt uit de zogeheten Long Term Subsidence Study van de NAM dat zij — en wij burgers dus ook — eigenlijk geen flauw idee hebben hoe deze drukverstoring van 260 atmosfeer zich in het gesteente onder Slochteren zal ontwikkelen. Ik kom daar in een volgend stuk nog op terug, als ik meer specialisten gesproken heb.

Het tweede probleem: deze aardbevingen, die volgens data van het KNMI in aantal en zwaarte toe lijken te nemen, vinden deels plaats onder een grondsoort die zeldzaam is op deze planeet, en die we zelf gemaakt hebben: intens slappe poldergrond waar zoveel water in zit, dat ze de consistentie heeft van een drilpudding. 

Zo aardbevingsgevoelig mogelijk

In augustus 2012 werd bij Huizinge een aardbeving van 3.6 op de schaal van Richter gemeten. Tijdens deze beving golfden volgens ooggetuigen de akkers, en bewogen huizen in het dorp centimeters op en neer. In de stad Groningen, slechts vijftien kilometer verderop, was dezelfde beving echter nauwelijks voelbaar.

Er zijn mensen die zeggen dat het verschil tussen Loppersum en Groningen (de stad) vooral te maken heeft met de ondiepe bron van de bevingen: het gasreservoir ligt immers op slechts drie kilometer diep. Maar mijn insider heeft de Zeerijp-aardbeving van 8 januari — ze woont er vlakbij — niet eens gevoeld. Ook deze beving had een magnitude van 3.4 op de schaal van Richter. De conclusie is dan dat dezelfde grond aardbevingen soms dempt, en soms versterkt. 

Dit fenomeen is goed te verklaren als je bedenkt dat Loppersum middenin de slappe poldergrond ligt, en Groningen-stad niet (zie kaartje). In technische rapporten is tussen de regels door precies lezen wat ik bedoel: als we op slappe grond bouwen in Nederland, heien we net zolang door het veen en de klei tot we zand treffen — een stevige ondergrond. Dat is in Noord-Groningen echter bijna niet te doen. Daarom staan veel huizen niet op heipalen, maar op platen. Zo ook het huis van mijn insider. 

Bijna alle kerktorens in Loppersum staan scheef

De meeste huizen en boerderijen in en rond Loppersum zijn van baksteen: zeeklei kun je relatief makkelijk bakken. Als bonus zijn de meest pittoreske boerderijtjes ook nog gevoegd met slappe kalkmortel, die van oudsher uit schelpen werd gewonnen. 

Als ik grond en gebouwtjes had moeten ontwerpen die op een natuurlijke manier zo aardbevingsgevoelig mogelijk zijn, was ik waarschijnlijk met iets dat lijkt op Loppersum en omgeving op de proppen gekomen. 

Scheve kerktorens

Dus er vallen scheuren. De echt opvallende zijn zetscheuren: scheuren die al in de muur zaten, en vooral wijder zijn geworden.

Ooit bouwden de Groningers alles op terpen/wierden, anders kregen ze natte voeten. Vanaf 1811 is men gaan inpolderen en met baksteen op de natte klei gaan bouwen. Dat werd destijds beschouwd als een triomf. En er is goed aan verdiend: betere landbouwgrond dan zeeklei bestaat niet. Het Noord-Groningse Usquert was lang het rijkste dorp van Nederland.

Maar op termijn schiet dat natuurlijk niet op. Als je grondwater wegpompt, drogen veen en klei uit. De boel krimpt en verzakt: inklinking heet dat. En dat houdt niet. Anderhalve eeuw voordat het gasveld in Slochteren ontdekt werd, begon de gemeente Loppersum al te verzakken. Bijna alle kerktorens staan er scheef. 

Oude huizen en boerderijen hadden voor de gaswinning dus allang zetscheuren. Die ontstaan immers als de grond na de bouw verzakt, en er spanning in het gebouw ontstaat. Als er maar lang genoeg meer spanning op een materiaal staat dan het aankan, scheurt het.

Loppersum is hier overigens niet uniek in. Zo kopte kopte Het Financieele Dagblad op 23 november 2016: ‘Zakkende steden moeten diep in buidel tasten.’ De krant stelde dat de kosten van bouwen op een slappe ondergrond in dit land tot 2050 op kunnen lopen tot 5,2 miljard euro.

Loppersum is als het ware een soort snelkookpan: een fast forward, waarin we te zien krijgen hoe spanning in gebouwen op slappe poldergrond zich ontwikkelt. De gebouwen in Noord-Groningen hebben zodoende te maken met wat sommige beleidsmakers ‘versnelde veroudering’ noemen.

Er is er geen polderdorp in Nederland dat er zo goed onderhouden bij ligt

Het reparatiefonds van de NAM voor dergelijke schade lijkt dan ook praktisch oneindig, al is het maar omdat dit door de Mijnbouwwet verplicht wordt. En terecht: er is een bedrag van 1,2 miljard euro voor gereserveerd, maar burgemeester Albert Rodenboog van Loppersum heeft al gezegd dat als blijkt dat er meer geld nodig is, dit er gewoon komt. En hij kan het weten: Rodenboog werd in 2014 verkozen tot beste lokale bestuurder vanwege zijn kordate optreden wat NAM-geldstromen betreft.

We weten inmiddels dat van die 1,2 miljard de belastingbetaler tweederde betaalt. Hier moet ik overigens onderkennen dat ik de impact van deze grootschalige verbouwingsactie heb onderschat: het is waar dat alle scheuren en scheurtjes in Noord-Groningen gevoegd worden, en dat gebouwen die in de stutten staan worden opgelapt of vervangen. Maar daarmee is het niet ‘pleister erop en klaar’: als je huis aangetast wordt, voelt dat als aantasting van je lijf. Als je huis verdwijnt, verdwijnt er een stuk van jezelf. Goed dus, dat Maaike Wind met collega’s het vervangingsproces documenteert op haar website Het Verdwenen Groningen.

Intussen staat het dorp Loppersum wel te stralen van de goede zorgen. Er is er geen polderdorp in Nederland dat er op dit moment zo goed onderhouden en scheurvrij bij ligt.

De regio Noord-Groningen staat dus bij lange na niet op instorten. Laat staan dat heel Groningen dat doet. Denk weer even aan dat plaatje hierboven: ergens ter hoogte van Groningen-stad maakt de slappe poldergrond plaats voor stijve grond. Dan is er weinig meer aan de hand.

Wees goed voor je wingewesten

Wat wél zo is: Den Haag zou er goed aan doen om iets van zijn wingewest-mentaliteit te laten varen. De Groningers mogen met meer ruimhartigheid benaderd worden.

Ik vind het persoonlijk volkomen terecht dat de Groningers de NAM melken tot ze blauw ziet. Tot 1993 deed onze nationale gasboer alsof er geen verband was tussen de gaswinning en de aardbevingen. Hoe de NAM zo lang een scheet van 2.000 kubieke kilometer aardgas kon blijven wegwuiven en intussen doen alsof er niets aan de hand was, is me een raadsel.

Draai die gaskraan zo ver mogelijk dicht, liefst morgen nog

En dat het reparatiegeld blijkbaar voor tweederde uit mijn zak als belastingbetaler komt: ook goed. Ik douche al jaren warm, ik kook mijn eten en droog mijn kleren bij de verwarming — alles dankzij het Groninger grasveld. Om nog maar te zwijgen over de welvaart die de verkoop van het overtollige gas aan het buitenland heeft opgeleverd. Groningen heeft ons een halve eeuw geluk geschonken.

In de laatste foto is het middeleeuwse kerkje van het dorp Heveskes te zien. De rest van het dorp is in de zestiger en zeventiger jaren gesloopt, omdat er op termijn een uitbreiding verwacht werd van de inmiddels teloor gegane aluminiumsmelter Aldel.  Aluminium smelten kost veel energie; die energie zou uiteraard uit het aardgasveld van Slochteren komen.

De sloop van een heel dorp leverde veel protest op in Noord-Groningen. Maar Holland vond het nationale economische belang van al die mooie aluminum raamkozijnen zwaarder wegen, dan een of ander dorp in een wingewest. De Groningers legden zich neer bij gedwongen verhuizingen. De uitbreiding kwam er nooit. 

Je lichaam is terwijl je dit leest warm dankzij mitochondriën. Die leveren ATP, de brandstof die je cellen nodig hebben. Dat doen ze al zo’n twee miljard jaar, sinds het Proterozoïcum, anderhalf miljard jaar voor de Limburg-formatie ontstond. Onze cellen verwennen hun mitochondriën, en terecht. Ik vind het vreemd, dat wij als Holland dat niet gedaan hebben met Limburg, en nu nog steeds niet doen met Groningen.

We weten dat het winnen van gas aardbevingen veroorzaakt. We weten niet of meer gas winnen zwaardere aardbevingen veroorzaakt. Maar laten we het zekere voor het onzekere nemen. Draai die gaskraan zo ver mogelijk dicht, liefst morgen nog.

Maar ja, dat kan natuurlijk niet. Nederland wil immers toch ook wel warm douchen en eten koken. Laten we dan in ieder geval gul wezen naar de Groningers toe. Wingewesten verdienen onze dankbaarheid. 

In mijn volgende artikel in dit dossier ga ik in op de vraag: kunnen we zwaardere aardbevingen in Groningen verwachten? En zo ja, hoe zwaar?