© ANP Jeroen Jumelet

Zoeken met een lampje naar bronnen en feiten in ondermijningsrapport

Het rapport van Pieter Tops en Jan Tromp over ondermijning in Amsterdam is instemmend onthaald. Zorgvuldig lezen biedt een ontluisterend beeld: het hangt aan elkaar van aannames, horen zeggen, krantenknipsels, anonieme bronnen en niet te controleren beweringen. Kosten: vijftigduizend euro. Een recensie en factcheck.

Dit stuk in 1 minuut
  • De hoofdstad is in de greep van de georganiseerde misdaad en de strijd daartegen is zo goed als verloren. Die strekking had het rapport De achterkant van Amsterdam, dat eind vorige week werd gepresenteerd. 
  • Hoogleraar bestuurskunde Pieter Tops en onderzoeksjournalist Jan Tromp hebben dit rapport over ondermijning à raison de 50.000 euro gemaakt. Dat zij alarmerende conclusies zouden trekken, lag gezien hun eerdere werk in de lijn der verwachting.
  • Follow the Money schrijft al langer met gezonde scepsis over ondermijning. Ook dit rapport ging op de snijtafel. Na ontleding blijft er niet veel over. ‘Bij tijd en wijle leest het als een parodie.’
Lees verder

Onder de kop ‘Amsterdam kraakt onder misdaad’ pakte De Telegraaf vorige week fors uit: ‘De hoofdstad heeft de strijd tegen de georganiseerde misdaad vrijwel verloren. De autoriteiten zijn slecht ingevoerd in de drugseconomie en -criminaliteit, de politie heeft de drugsbestrijding volledig laten liggen en justitie verzuimt de echte misdaadstructuren aan te pakken.´ Dat zijn de vernietigende en verontrustende conclusies van het vertrouwelijke onderzoek De achterkant van Amsterdam naar ondermijnende criminaliteit in de hoofdstad in opdracht van de gemeente Amsterdam. Het rapport is toegespeeld aan De Telegraaf.’ Eigenlijk zou dat afgelopen vrijdag verschijnen, maar de gemeente zette het noodgedwongen eerder online

Waar andere kranten in misdaaddossiers meestal genuanceerder zijn dan De Telegraaf in dergelijke kwesties, waren de Volkskrant, Het Parool en het Algemeen Dagblad nu opvallend eensgezind in hun omarming van de vergaande conclusies van Pieter Tops en Jan Tromp.

Zo schreef NRC: ‘De verdienste van bestuurskundige Pieter Tops en journalist Jan Tromp (..) is dat ze alle beschikbare informatie over de Amsterdamse drugscriminaliteit voor het eerst bij elkaar hebben gebracht.’ De Volkskrant schreef na de mediastorm dat het rapport was ingeslagen als ‘een bom’ en vroeg zich af: ‘Slaat in Nederland het denken over drugs om?’ De NOS citeerde minister Grapperhaus die in het rapport de ‘bevestiging van zijn sombere gedachten’ zag.

De ondraaglijke vaagheid van ondermijning

Tops en Tromp zijn vorig jaar na een aantal bijeenkomsten over ondermijning door de gemeente Amsterdam ingehuurd om het fenomeen nader te onderzoeken. Dat ze met alarmerende conclusies zouden komen lag in de lijn der verwachting. 

Al in 2016 schetsten Tops en Tromp in het boek De achterkant van Nederland een verontrustend beeld over de ondermijning van Nederland. In de Volkskrant schrijven ze regelmatig artikelen met dezelfde strekking. 

Tops schatte vorig jaar in opdracht van de Politieacademie de omzet in synthetische drugs al zeer hoog in: ten minste 18,9 miljard euro. Op zijn rekensommetjes kwam veel kritiek. ‘Op grond van de in het rapport genoemde hoeveelheden in Nederland geconsumeerde drugs zou omgerekend elke Nederlander, van baby tot hoogbejaarde, in één jaar 7 gram amfetamine hebben moeten snuiven én elf xtc-pillen hebben moeten slikken. Dat kan niet kloppen,’ schreef criminoloog Ton Nabben in NRC

Tops heeft ook de omstreden rekensom dat er alleen al in Tilburg 800 miljoen euro per jaar in de wiet om zou gaan, met verve uitgedragen. Ook daar kwam felle kritiek op van experts. Na Kamervragen hield de minister angstvallig afstand van zijn rekensommen. 

Journalist en bestuurskundige, geen criminologen

Er is dus al jaren een patroon: Tops en/of Tromp schrijven een verontrustend artikel/boek/rapport waarin ze grote bedragen of aantallen noemen die rondgaan in de ‘ondermijnende’ drugshandel. Dat hun beweringen onder experts veel weerstand oproepen is niet zo vreemd. Beiden hebben geen criminologische achtergrond (Tops is bestuurskundige, Tromp heeft de School voor Journalistiek gedaan en politieke wetenschappen gestudeerd) en ze kunnen de enorme bedragen die ze steeds noemen, nooit goed onderbouwen.

Met die wetenschap in het achterhoofd hebben we De achterkant van Amsterdam gelezen. Al op de eerste bladzijde van de inleiding gaat het mis. Vanzelfsprekend staat zoals altijd het begrip ‘ondermijning’ centraal bij Tops en Tromp. 

Zoals Follow the Money al een paar keer heeft betoogd is ‘ondermijning’ een uitermate vaag modewoord, waarvan geen definitie bestaat.

 

De eerste zin waaiert zo ver uit dat álles ondermijning wordt

Deze vaagheid maakt ‘ondermijning’ zo universeel inzetbaar als spookbeeld. Lees maar hoe Tops en Tromp aftrappen: ‘Het ruime begrip ondermijning heeft in zijn kern betrekking op het verzwakken, het misbruiken en het ontwrichten van maatschappelijke structuren. (..) Ondermijnende criminaliteit kent veel verschijningsvormen, zoals mensenhandel en arbeidsuitbuiting, milieucriminaliteit, wapenhandel, illegaal gokken en zorgfraude.’ 

De eerste zin leest als een aanzet voor een afgebakende definitie, maar waaiert daarna zo ver uit dat álles ondermijning wordt. Als alles van het uitbuiten van Poolse aspergestekers tot sjoemelen met zorgdeclaraties ondermijning is, dan is de definitie van ondermijning die Tops en Tromp hanteren dus: alles wat in het Wetboek van Strafrecht verboden is. En dan nog breder, want overlast door hangjongeren of dronken toeristen op de Wallen is óók ondermijning.

Ondermijning is een Nederlandse uitvinding

Omdat alle media het verhaal over ‘de ondermijning’ kritiekloos hebben overgenomen, is het goed om nog een keer stil te staan bij het begrip. In het buitenland bestaat het niet. Als je subversive crimegoogelt, zie je dat alleen de Nederlandse overheid het in combinatie met misdaad gebruikt. In de rest van de wereld wordt subversion geassocieerd met verraad en omverwerping van de staat.

Misdaad als ondermijning is een Nederlandse uitvinding. De term is in 2009 bedacht door Bernard Welten, toenmalig korpschef van Amsterdam. Welten lanceerde de term in 2009 in de notitie Over ondermijning, maar gaf daar geen heldere definitie van. Het ging om criminaliteit die misbruik maakt van 'de structuur van onze maatschappij, leidend tot een aantasting van haar fundamenten en/of van de legitimiteit van het stelsel dat haar beschermt.’

Ondermijning is in 2009 bedacht en daarna alleen in Nederland een hype geworden

‘Ondermijning’ werd een blijvertje, nadat Ivo Opstelten als minister van Veiligheid en Justitie de kreet in 2011 oppikte

Het is belangrijk dit in het achterhoofd te houden: ondermijning is in 2009 bedacht, is sindsdien in Nederland (maar alleen in Nederland) een enorme hype geworden en heeft na tien jaar nog steeds géén heldere definitie. Het  rapport gaat dan ook alle kanten op, vaak niet of nauwelijks onderbouwd. De auteurs zijn zich daar deels van bewust. Ze stellen terecht vast dat ze weinig harde gegevens hebben over de drugshandel: ‘Er is de anekdote, niet de tabel. We stellen dan ook vast dat er nood is aan empirische data in Amsterdam.’ Helaas is dat aan het eind van het rapport nog steeds zo. 

Niets nieuws onder de zon

In het eerste hoofdstuk over de geschiedenis van drugs in Amsterdam schrijven Tops en Tromp meteen al dat er niets nieuws onder de zon is: ‘De stad is een ‘brandpunt’ van georganiseerde criminaliteit in Nederland, constateerden Fijnaut en Bovenkerk in 1996 in hun rapport ten behoeve van de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporing ( p.7). De drugshandel is daarin verreweg de belangrijkste activiteit, zo vulden zij aan.’ 

Dat Amsterdam een belangrijke rol speelt in de drugshandel is dus al decennia bekend. Na de parlementaire enquêtecommissie kwamen er allerlei maatregelen: met nieuwe Bibob-wetgeving ging de gemeente ondernemers screenen en de overheid nam de Wallen onder de loep. 

Hoezo ‘relatief schoon’? Hebben er dan foute types in het gemeentebestuur gezeten?

‘Het waren vroege vormen van bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Het hield het gemeentebestuur relatief schoon,’ zo schrijven Tops en Tromp. Dit is een heel vreemde, insinuerende opmerking. Hoezo ‘relatief schoon’? Hebben er dan foute types in het gemeentebestuur gezeten? 

In 1993 veroorzaakte de toenmalige korpschef Eric Nordholt paniek door te suggeren dat criminele organisaties in de politiek zouden infiltreren. Het bleek uiteindelijk te gaan om de omstreden advocaat Henk Rieske (een van zijn cliënten was Willem Endstra), die ook VVD-fractievoorzitter was van de deelraad Oud-West. Daar hield hij zich bezig met bezwaarschriften van burgers. Rieske trad af. Met infiltratie of ‘ondermijning’ had het niets te maken. Dit is het enige bekende voorbeeld van een bestuurder waarbij opsporingsdiensten vraagtekens hebben geplaatst. De parlementaire commissie Van Traa concludeerde in 1996 dat ‘de integriteit van de Nederlandse politiek geen enkel risico loopt.’ 

Maar Tops en Tromp schrijven zonder enige onderbouwing dat het gemeentebestuur ‘relatief schoon’ bleef. Dat suggereert vervuiling, die er niet is. Sinds het incidentje met Rieske in 1993 zijn honderden wethouders en raadsleden politiek actief geweest in Amsterdam. Het is onbegrijpelijk dat het gemeentebestuur deze goedkope en niet onderbouwde sneer naar de integriteit van honderden bestuurders heeft laten passeren in de eindversie van het rapport. 

Hippies eruit, zware jongens erin

Vervolgens beschrijven ze hoe in Amsterdam in een cultuur van openheid en vrijheid/blijheid de basis is gelegd voor de georganiseerde misdaad: ‘Wat begon als een wereld van flower power, werd voor een deel een omvangrijke en keiharde drugsmarkt.’ Ze vermelden niet dat de hippies die zich in de jaren zestig bezighielden met hasj en LSD uit de drugsmarkt zijn gejaagd door het optreden van politie en justitie, die zich in navolging van Nixons war on drugs, ook in Nederland harder op gingen stellen. Juist omdat de softe types niet bestand waren tegen de permanente druk van invallen en arrestaties trokken ze zich terug. Hun plek werd ingenomen door zware jongens, die niet bang waren voor de politie. De verharding in de drugswereld is dus een direct gevolg van repressie. Dat is een belangrijke nuance, omdat Tops en Tromp hun rapport eindigen met een oproep tot méér repressie. 

Tops en Tromp noemen de onderzoeken wel, maar laten de conclusies die niet in hun frame passen weg

Weer een pagina verder (we zijn inmiddels op 8) noemen Tops en Tromp het project Emergo. Dit was een samenwerkingsverband tussen onder andere gemeentelijke organisaties, politie en Belastingdienst om de georganiseerde misdaad aan te pakken. Dit project is een stille dood gestorven. Terecht stellen Tops en Tromp dat het ontbreken van een langetermijnaanpak een hardnekkig probleem is. Wat ze niet melden, is dat de werkgroep Emergo na zeer grondig onderzoek op de Wallen in 2012 concludeerde ‘dat in de binnenstad van Amsterdam geen sprake is van een of meer criminele groepen die het maatschappelijk leven op een maffiose manier controleren of hier — al dan niet in de vorm van een kartel — bepaalde gedoogde of legale economische sectoren in hun greep hebben.’ 

Kortom, net als Van Traa in 1996 ook al concludeerde: geen bewijzen voor infiltratie of ondermijning. Tops en Tromp noemen de onderzoeken wel, maar laten de conclusies, die niet in hun ondermijningsframe passen, weg.

‘Miljarden’ naar het magische buitenland

Op pagina 10 beschrijven ze dat Nederland internationaal een leidende positie heeft in cannabis en synthetische drugs. Zonder enige onderbouwing of bronvermelding volgt een zeer stellige uitspraak: ‘In deze overwegend op export gerichte criminele drugswereld gaan miljarden om.’ 

Dat weten we helemaal niet, want die miljarden heeft de politie nog nooit gevonden. 

Bovendien schrijven Tops en Tromp zelf dat er heel weinig betrouwbare informatie is. 

Toch is ‘het buitenland’ in de wereld van de ondermijning heel belangrijk. Aan de ene kant bestaat de suggestie dat Nederlandse drugscriminelen jaarlijks miljarden zouden verdienen. Aan de andere kant vindt de politie nooit meer dan enkele tientallen miljoenen per jaar. Dat onverklaarbare verschil zit dan altijd ‘in het buitenland’. Het vreemde is dat opsporingsdiensten het dáár ook al decennialang niet kunnen vinden, want ook de Amerikaanse, Britse, Franse enzovoorts politie vinden geen miljarden. 

De schadelijkste drugs zijn legaal

Op pagina 11 vinden we weer een staaltje selectief citeren. Tops en Tromp beschrijven het gebruik van cannabis en harddrugs, gebaseerd op de Nationale Drug Monitor. De twee meest gebruikte en schadelijkste drugs laten ze onvermeld: alcohol en tabak. In iedere serieuze studie naar drugs staan alcohol en tabak, samen met heroïne en crack, als verreweg de schadelijkste drugs genoemd. Niet alleen voor de individuele gebruiker, maar ook voor de samenleving. De Nationale Drug Monitor 2018 is er kristalhelder over. 

Cannabis veroorzaakte vorig jaar geen sterfte (er gaan nooit mensen dood aan cannabis), cocaïne 55 doden, opiaten 127 (overwegend oudere heroïneverslaafden), XTC en amfetamine zes en GHB negen, slaap- en kalmeringsmiddelen honderd. Er overleden 1762 mensen aan alcohol en 19.587 aan de gevolgen van roken. Niet in de Drug Monitor, maar wel het vermelden waard: legale pijnstillers, zoals oxycodon, kostten in 2017 aan 211 mensen het leven. 

In de helft van alle geweldsdelicten speelt alcohol een rol, bij agressie tegen agenten in tweederde van de gevallen

Er gaan dus honderd keer meer mensen dood aan legale drugs dan illegale. Bovendien speelt in de helft van alle geweldsdelicten alcohol een rol, zo meldt de Monitor. Bij agressie tegen agenten is dat in tweederde van de gevallen, blijkt uit ouder onderzoek van Politie en Wetenschap. 

Cannabis zorgde voor honderd ziekenhuisopnamen, coke voor 150, opiaten voor 146, XTC en amfetamine voor 399. Er belandden 1741 mensen in het ziekenhuis door slaap- en kalmeringsmiddelen. Alcohol zorgde voor 5788 opnames. Nog eens 17.800 personen moesten op de spoedeisende hulp worden behandeld voor letsel na een ongeval of geweld terwijl zij onder invloed van alcohol waren. De legale middelen zorgen dus voor dertig keer meer medische ellende dan de illegale. 

Tops en Tromp zwijgen erover, terwijl ze wel flink uitweiden over schadelijkheid van illegale drugs. Dat is een probleem. In hun conclusie schrijven ze: ‘Het drugsprobleem kan niet meer voornamelijk als een gezondheidsvraagstuk worden gezien, zoals in Amsterdam lange tijd primair is gebeurd. Het is ook een sociaal vraagstuk, dat een normale ordening van de samenleving aantast en ondermijnt.’ 

Hoe kun je zoiets schrijven zonder de dodelijkste drugs te noemen? Als je ‘ondermijning’ van het gezag zo belangrijk vindt, hoe kun je dan de drug alcohol die verreweg de meeste agressie en vechtpartijen veroorzaakt (ook tegen politiemensen) gewoon negeren? 

Drugs zijn het nieuwe normaal

Belangrijker is dat Tops en Tromp volledig vast blijven zitten in hun morele verontwaardiging over illegale drugs. Ze laten na alle gesprekken die ze gevoerd hebben, zien dat ze het belangrijkste gemist hebben: ‘Eigenlijk alle functionarissen die wij hebben gesproken, stelden vast dat drugsgebruik tot het ‘nieuwe normaal’ van het sociale leven behoort, waarbij het hooguit de vraag is of het wel zo nieuw is. ‘Het gebruik van cocaïne in Amsterdam is sterk genormaliseerd, dat krijg je nauwelijks meer teruggeploegd’, zegt ons een hoge politiefunctionaris.’

Even verderop: ‘Men houdt ons verder voor: het aantal drugsdoden is relatief laag, de heroïne is verbannen uit de stad, hiv is onder controle. Hennep, xtc, cocaïne zijn stabiele markten die geen overlast veroorzaken. Het is een visie die bijdraagt aan normalisering.’ 

The answer is staring them right in the face. Illegale drugs veroorzaken helemaal niet zoveel problemen. Iemand die cannabis of XTC gebruikt, neemt minder risico’s met zijn of haar gezondheid dan een roker of drinker (afhankelijk natuurlijk van het gebruik). De kans dat iemand die blowt in het ziekenhuis belandt of agressief wordt tegen een agent is vele malen kleiner dan iemand die zich een stuk in zijn kraag zuipt. Dus wat is eigenlijk het probleem met die normalisering van de illegale drugs? 

Moord in het rapport versus moord in werkelijkheid

‘Sinds 2014 zijn enkele tientallen mensen geliquideerd in Amsterdam; in 2018 waren het er acht, volgens opgave van de politie. De Amsterdamse politie beschouwt het als haar grootste probleem, de liquidaties op straat en de vergismoorden. Het is de meest zichtbare aantasting van de rechtsstaat,’ schrijven Tops en Tromp in een paragraaf over cocaïne. Sinds wanneer zijn moorden ‘een zichtbare aantasting van de rechtsstaat?’ Dat is misschien zo in landen als Mexico, met tienduizenden onbestrafte moorden per jaar, maar in Nederland? Het aantal moorden in Nederland ligt op een historisch laag niveau: vorig jaar waren het er 108, net zoveel als in 1973. Daarmee zijn we internationaal een buitengewoon veilig land.

Bovendien is volgens de gezaghebbende Moordatlas het ophelderingspercentage ‘ongekend hoog’. Van zes zaken is nog geen dader in beeld. Er heerst dus bepaald geen straffeloosheid. Hoezo is dat een ‘aantasting van de rechtsstaat’? 

Juli 2019: Bij metrostation Kraaiennest in Amsterdam-Zuidoost valt een dode bij een schietincident. Foto: ANP Michel van Bergen 

Twee dagen na het verschijnen van De achterkant van AmsterdamriepThe Economist Intelligence Unit onze hoofdstad uit tot de op drie na veiligste ter wereld. 

Alleen Tokio, Singapore en Osaka scoren hoger. Amsterdam staat al jaren in de Top 10. De Veiligheidsindex kijkt niet alleen naar misdaad, maar ook naar infrastructuur en gezondheid, waar Amsterdam wereldwijd ook vierde staat. Het rapport zegt niets over drugs in Amsterdam. De index bestaat uit maar liefst 57 indicatoren die allemaal goed onderbouwd zijn en van een relevante bronvermelding voorzien. 

‘Enkelen worden verondersteld miljardair te zijn’

Terug naar de wereld van Tops & Tromp. Een alinea na die over liquidaties beschrijven de auteurs de bendes die coke smokkelen: ‘Sommige personen uit deze netwerken hebben vermogens van honderden miljoenen en enkelen worden verondersteld miljardair te zijn.’ Wederom geen spoor van bewijs, geen bron, niets. Door wie worden zij verondersteld miljardair te zijn? Die vragen blijven onbeantwoord.

Waar die miljarden vandaan moeten komen, is onduidelijk. Op de volgende pagina staat vermeld dat de gemiddelde kiloprijs van coke tussen 2014 en 2017 is gedaald van 35.000 euro naar 25.000 euro. Dat is een geheid bewijs dat de war on drugs faalt: als de prijs daalt, is er ruim voldoende aanvoer. Het rapport komt vervolgens met een goed te volgen geschatte berekening over de coke-omzet in de hoofdstad. De opbrengst voor de Amsterdamse dealers schat het op minimaal 15 miljoen euro. Dat zou best kunnen kloppen, maar daar word je geen ‘veronderstelde’ miljardair mee. 

Even verderop schatten ze de opbrengst van XTC, amfetamine en methamfetamine op ‘waarschijnlijk enkele tientallen miljoenen’. Ook hier is de rekensom best te volgen, maar ook heel ver verwijderd van de veronderstelde miljardenwinsten. 

Echt politiewerk versus ‘wat ondermijning wordt genoemd’

We komen nu, op pagina 26, op een sleutelpassage in het rapport. De auteurs vragen zich af waarom de politie nauwelijks achter drugs aanzit: ‘Voor het overige is er in het korps een sterk ontwikkelde houding van: ach, die drugs, wat heeft bestrijding allemaal voor zin. Bij het Openbaar Ministerie is de stemming overeenkomstig. ‘We ruimen wat hennepplantages op als we die tegenkomen,’ zegt een officier. ‘Zo nu en dan ontnemen we wat geld en bezittingen van mensen die de pech hebben op heterdaad te worden betrapt. Dat is het wel zo’n beetje.’ 

Dit is natuurlijk een volstrekt rationele reactie van politiemensen en officieren van Justitie. Drugs zijn nu honderd jaar formeel verboden, de war on drugs is vijftig jaar geleden officieel serieus van start gegaan. Het resultaat: drugs zijn overal verkrijgbaar en goedkoper dan ooit. Inbeslagname is volslagen zinloos. Geen wonder dat verstandige politiemensen zich richten op belangrijker zaken, zoals het ophelderen van moorden. 

Daar denken Tops en Tromp in deze veelzeggende passage anders over: ‘Hoe komt het dat kennelijk iedere inwoner die zich geroepen voelt deelnemer te zijn op de drugsmarkt, in ruime mate zijn goddelijke gang kan gaan? Voor de politie ligt de verklaring in het verschil tussen wat ondermijning wordt genoemd en het reguliere politiewerk. Die laatste categorie betreft zaken die in de samenleving als problematisch worden ervaren en waarvan bijgevolg aangifte wordt gedaan. Daaraan heeft de politie in Amsterdam de handen vol.’

Is in deze stad niet alle criminaliteit op een of andere wijze drugscriminaliteit?

Er is dus een verschil tussen het ‘reguliere politiewerk’ en ‘wat ondermijning wordt genoemd.’ Let op de lijdende vorm van deze zin. Door wie wordt het ondermijning genoemd? Precies, door Tops & Tromp. Hoe gaan verstandige politiemensen daar mee om? We lezen verder: ‘Over de handel en wandel van dealers en koeriers bereiken de politie niet bijster veel klachten. Een politiefunctionaris: ‘Veronderstel dat wij moeilijk gaan doen over die honderden koeriers in de stad. Zouden gebruikers dan niet denken: shit, nu wordt mijn coke niet keurig thuisbezorgd, nu moet ik er zelf achteraan? Waarom pakken ze dat wel aan en hoor ik nooit meer iets als in mijn auto is ingebroken?’’ 

Dit is precies het punt: de politie heeft het al druk genoeg met dagelijkse meldingen over inbraken, vechtpartijen en diefstallen. Als eigenlijk niemand last heeft van die dealers, waarom zou de politie er dan schaarse capaciteit in steken? 

Burgemeester Femke Halsema licht op de Wallen maatregelen om overlast tegen te gaan toe, december 2018. Foto: ANP Jeroen Jumelet

Drugs is het probleem niet, de drugsbusiness wel

Iets verderop, op pagina 27, maken Tops en Tromp ineens een verrassende sprong. Ze leggen uit dat drugs tot het ‘nieuwe normaal’ van het sociale leven in Amsterdam behoren: ‘Het echte probleem vanuit crimineel oogpunt is volgens ons niet primair het drugsgebruik zelf, maar de enorme financiële stromen die met de drugsproductie en drugshandel gepaard gaan.’ 

Vervolgens gaan we naar de schattingen over die financiële stromingen. Dit is een typerende passage voor de aanpak van Tops en Tromp: “De nagelstudio’s, de kapsalons, de belwinkels, de growshops, de wietzaken, de horeca. Ik kan zo tien tot twintig branches in de binnenstad noemen die niet zuiver zijn,’ houdt een topambtenaar ons voor. Wat zegt het over de drugsbusiness, vragen wij? Het antwoord komt prompt, zij het ook in vragende vorm: ‘Is in deze stad niet alle criminaliteit op een of andere wijze drugscriminaliteit?’

Ook hier ontbreekt weer ieder spoor van onderbouwing of bronvermelding. Een anonieme topambtenaar kan zo tien of twintig branches noemen. Hij noemt er maar zes, Tops en Tromp vragen niet door. Ondertussen krijgen in één moeite door duizenden ondernemers het label ‘witwasser’ opgeplakt. Door de gemeente nog wel, want het rapport van Tops en Tromp is besteld door Amsterdam en staat op de website van de gemeente. Onschuldpresumptie is kennelijk aan de kant geschoven. 

Wel of geen bank: alles is verdacht

Uit recent gemeentelijk onderzoek (voorjaar 2019) bleek dat bij de aanvraag van nieuwe horecavergunningen in meer dan de helft van de gevallen gebruik werd gemaakt van onderhandse financieringen. Dat zien Tops en Tromp als heel verdacht, maar feit is dat banken buitengewoon terughoudend zijn als het gaat om kredietverstrekking aan MKB’ers. Uit een recente enquête bleek dat 67 procent van de horeca-ondernemers moeite had om geld te lenen. Als ze het bij een bank niet kunnen krijgen, moeten ook bonafide ondernemers wel onderhands lenen.

Ondertussen is de helft van alle horecabedrijven weggezet als potentieel ondermijnend. Consequent zijn Tops en Tromp trouwens niet. Een aantal pagina’s verderop vinden ze het zorgelijk dat grote banken 1,1 miljard euro hebben geleend aan coffeeshops. Maar die zaken zijn legaal en betalen gewoon belasting – dus wat is het probleem? Hadden die coffeeshops het dan onderhands moeten lenen? Maar dat wijst dan op ondermijning! 

De charme van de logica

Nog een staaltje bewijsvoering annex redenering van Tops & Tromp: ‘In Amsterdam leeft over een breed front de vaste idee dat al die va-et-vient winkels in de binnenstad de uitdrukking zijn van de grootschalige omzetting van zwart geld, al dan niet drugsgerelateerd, naar wit geld. Het bijbehorende verhaal wil dat de betrokken winkels veelal voor exorbitant hoge bedragen worden verhuurd. Een kleine zelfstandige met een schoon geweten zou alleen al om deze reden niet lang het hoofd boven water kunnen houden. Het is een verhaal dat hout snijdt, althans de charme van de logica en de algemene herkenning in zich draagt.’ 

Het staat er echt. 

Vervolgens ondergraven ze hun eigen ‘charme van de logica’: ‘Des te opmerkelijker is het dat de Belastingdienst op z’n minst twijfelt, in elk geval voor wat betreft de wafelwinkels en aanverwanten in de binnenstad. De dienst heeft de gangbare veronderstelling getoetst en vastgesteld: die ijswinkels zijn gewoon druk beklant, daar worden hoge omzetten gedraaid en daarbij behorende winsten geboekt. De dienst zegt serieuze berekeningen te hebben gemaakt over kosten en opbrengsten. ‘Dan ga je op een andere manier kijken naar dat witwasverhaal,’ zegt een van de onderzoekers. ‘We hebben er echt goed naar gekeken en onze conclusie is: die hoge omzetten zijn reëel.’

De Belastingdienst heeft dus gewoon gedaan wat iedere goede journalist, onderzoeker of rechercheur doet: vermoedens checken, het liefst met eigen ogen. Dat op zijn minst een flink deel van al die nieuwe winkels wel degelijk een normaal te verklaren bestaansrecht heeft blijft ook uit openbare informatie van de gemeente zelf. Even klikken op de site van de altijd goed gedocumenteerde afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek laat zien dat het toerisme in Amsterdam de afgelopen jaren spectaculair is toegenomen. Van zo’n 3,7 miljoen gasten en overnachtingen in 1997 tot 8,7 miljoen vorig jaar. Dat leverde een banengroei in de toeristensector op van zo’n veertigduizend in 1999 tot zeventigduizend nu. Kortom, de enorme groei van Nutella-, kaas- en souvenirwinkels laat zich heel goed volkomen legaal verklaren. Irritant voor echte Amsterdammers, maar met ondermijning heeft het niets te maken.

Ontdekking: het is makkelijk geld storten op de bankrekening van een stichting

Na de toeristenwinkels gaan Tops en Tromp gewoon door met het zwartmaken van organisaties: ‘Populair in Amsterdamse criminele kringen is de rechtsvorm van de stichting, juridisch onderkomen voor ideële doelstellingen. Het is gemakkelijk storten op bankrekeningen van stichtingen. Een stichting kan eigenaar zijn van vastgoed. Een stichting kan schenkingen doen. Een stichting kan zonder veel omhaal van wegen de samenstelling van haar bestuur wijzigen. Kortom, de stichting als dekmantel voor allerlei vormen van witwassen (OM, 2017). Amsterdam telt duizenden stichtingen. Ongetwijfeld dienen veruit de meeste het ideële doel dat ze belijden. Maar volgens onder meer het Openbaar Ministerie vormen stichtingen ook een schuilplaats voor crimineel geld.’ 

Het is ook makkelijk geld storten op de rekening van de bakker, de slager, de groenteboer, de journalist en de wetenschapper. Een paar jaar geleden ‘ontdekten’ politie en Justitie ineens dat ze vanouds de bevoegdheid hadden om dubieuze of slapende stichtingen te laten ontbinden. In de jaren ’70 en ’80 was het nog staand beleid dat politie en OM stichtingen controleerden en zo nodig lieten opheffen. Waarom ze daar mee gestopt zijn, is onduidelijk. Dat heeft allemaal niets met ondermijning of een gebrek aan bevoegdheden te maken, wel met laksheid van de overheid. Zoals gebruikelijk wordt de lezer bij Tops & Tromp weer niets wijzer over het waarom, laat staan dat ze iets uitgezocht of gecontroleerd hebben.

Bij tijd en wijle lijkt het wel een parodie

Even verder citeren ze ‘een ingewijde’ die stelt dat het ‘bedrag dat via ondergronds bankieren jaarlijks vanuit Amsterdam uitwaaiert over de wereld, kan oplopen tot ettelijke miljarden euro per jaar, vermoedelijk meer dan tien miljard.’ Ook hier weer geen enkele onderbouwing. 

Bij tijd en wijle heb je als lezer het gevoel een parodie te lezen. Neem deze passage, op pagina 37: ‘Zijn de enorme prijsstijgingen op de Amsterdamse huizenmarkt mede toe te schrijven aan investeringen vanuit het criminele milieu? Een leidinggevende functionaris uit de financiële wereld zegt: ‘Als dat de hypothese is die ik zou moeten staven, dan weet ik zeker dat die hypothese bevestigd gaat worden.’ Talloos veel verhalen dragen de autoriteiten aan. Bij elkaar is er amper hard bewijs van de relatie, maar illustratief zijn de verhalen zeker.’

De gemeente Amsterdam zet het gewoon op de website.

En meteen erachteraan: ‘Uit een WODC-rapport uit 2018 van Brigitte Unger, hoogleraar in Utrecht, komt de schatting dat jaarlijks voor 16 miljard euro wordt witgewassen in Nederland, waarvan de helft afkomstig uit drugshandel.’

Dat bedrag duikt vaker op, maar uit een proefschrift van Joras Ferwerda, die promoveerde bij Unger, komt een heel wat genuanceerder beeld over de effecten van witwassen naar voren: Het is dan ook niet eenvoudig om deze effecten te berekenen, vooral omdat de belangrijkste variabele in het hele verhaal ontbreekt: de hoeveelheid witwassen. Er zijn slechts enkele schattingen beschikbaar, die zelf weer gebaseerd zijn op aannamen die moeilijk te testen zijn.’

Bij Tops & Tromp is al die wetenschappelijke aarzeling verdwenen en is dat bedrag een vaststaand feit. 

Klassieke drogredenering

Het hoofdstuk Wat doet de drugseconomie met de stad? trapt voortvarend af. ‘De ondermijnende gevolgen van georganiseerde (drugs-)criminaliteit op de maatschappij zijn op drie niveaus te identificeren (Schilders, 2019): het individuele, het sociale en het systeemniveau.’ Dat is nogal een boude theorie, dus we gaan op zoek naar de bron. 

Dit vermeldt de literatuurlijst achterin:

Schilders, H. (2019). Maatschappelijke schade, ongepubliceerde notitie, Tilburg.

Dit is een klassieke drogredenering: bewijs vanuit ontoegankelijkheid. De juistheid van een stelling aantonen door verwijzing naar niet-traceerbare bronnen. 

Sommige aanbevelingen zijn goed, veel adviezen zijn zinloos

Tenslotte doen Tops en Tromp een aantal constateringen en aanbevelingen. Sommigen daarvan zijn goed. Een hardnekkig probleem is de slechte registratie van geldstromen en strafzaken, zodat het lastig is een goed beeld te krijgen. Ook het niet samenwerken of langs elkaar heen werken tussen opsporingsdiensten is een bekend en oeroud probleem. Terecht dat Tops en Tromp het opnieuw aankaarten. 

Dan is er nog het probleem dat de politie geneigd is om te werken met projecten. Zoals Bob Hoogenboom al zei: er komt een bak geld, dat beklijft niet en de politie gaat weer wat anders doen. Tot het volgende project. Tops en Tromp vragen daar aandacht voor, maar ironisch genoeg onder de vlag van een hype-woord: ondermijning. Net als het vorige geesteskindje van Bernard Welten, de nodale recherche, zal ook ondermijning weer overwaaien. Lees de citaten van de politiemensen in De achterkant van Amsterdam maar: die blijven gewoon regulier politiewerk doen. 

Ze pleiten voor een scherp onderscheid tussen gebruik en productie. Maar dat hebben we al: dat heet ‘gedoogbeleid’

Verder biedt het rapport nauwelijks zinvolle adviezen. De kern van het probleem is dat drugs al een eeuw verboden zijn maar dat mensen ze toch gebruiken. Dat levert dus een enorme illegale markt op. Bestrijding is zinloos: iedere in beslag genomen kilo wordt vervangen, iedere gearresteerde of doodgeschoten dealer heeft meteen een opvolger.

Tops en Tromp willen meer van hetzelfde. Ze pleiten voor een scherp onderscheid tussen gebruik en productie. Maar dat hebben we al: dat heet ‘gedoogbeleid’. Daarnaast pleiten ze voor een ‘massief beleid van repressie, zowel in opsporing als vervolging’ tegen illegale drugsproductie. Dat doen overheden al vijftig jaar en dat heeft geen enkele zin gehad. Zelfs in landen met een snoeiharde bestrijding, zoals de Verenigde Staten, heeft dat geen enkel effect gehad. Landen over de hele wereld, waaronder ook de Verenigde Staten zijn aan het legaliseren en decriminaliseren. 

En nu? 

Navraag bij de gemeente leert dat Tops en Tromp 50.000 euro voor hun rapport hebben gekregen. Voor dat geld heeft de belastingbetaler een rapport gekregen waarvan een groot deel al bekend was, omdat het in de krant heeft gestaan of in oude rapporten. Voor zover De achterkant van Amsterdam nieuwe informatie bevat is die grotendeels afkomstig van ambtenaren of politiemensen die anoniem geciteerd worden. Alle wilde beweringen over ondermijning en besmette branches zijn voor de buitenstaander dus onmogelijk te controleren. 

Waarom betaalt de gemeente vijftigduizend euro voor informatie die grotendeels al openbaar is? En voor zover die informatie niet openbaar is, is die grotendeels afkomstig van de eigen ambtenaren. Is het dan niet voordeliger om iedereen die verstand van de materie heeft in een zaaltje in de Stopera bij elkaar te zetten, de quotes te notuleren en daar zelf een memootje van te maken? 

Het stuk is tussen de afronding in juni en het lekken naar De Telegraaf een paar maanden op de Stopera bestudeerd. Kennelijk heeft niemand de evidente zwaktes erin gezien – of durven benoemen. 

Burgemeester Femke Halsema is van huis uit criminoloog. Ze pleitte, toen ze nog voor de Wiarda Beckman Stichting van de PvdA werkte, in 1996 al voor legalisering. Haar huidige partij GroenLinks is daar ook altijd voor geweest. Ze weet dus dat de oproep van Tops en Tromp voor ‘massieve repressie’ zinloos is. Ze weet als criminoloog ook dat dit rapport op geen enkele manier aan wetenschappelijke normen voldoet. Een eerstejaars-student die een hypothese zou onderbouwen met de mededeling ‘als je mijn hypothese zou toetsen, zou je er achter komen dat het klopt’ krijgt een dikke onvoldoende. 

Als criminoloog en als burgemeester kan Femke Halsema dit rapport niet zomaar laten passeren. Tops & Tromp zetten hele bedrijfstakken zonder deugdelijk onderbouwing weg als ondermijnend en suggereren dat het gemeentebestuur niet helemaal schoon is. Dat is een loze insinuatie die het vertrouwen van burgers in het stadsbestuur onnodig schendt. En daar betaalt de stad dan 50.000 euro voor.