Ontdek in onze video waarom winsten in ons geldstelsel privaat zijn, en verliezen publiek (uitgeschreven tekst)

Telkens opnieuw draait de samenleving op voor de hoge kosen om ons geldstelsel overeind te houden, terwijl slechts een klein groepje mensen meedeelt in de winst. Financiële instabiliteit, groeiende ongelijkheid en de trage verduurzaming van de economie zijn niet los te zien van de inrichting van ons geldstelsel.

Welkom terug in de wondere wereld van het grote geld. Mijn naam is Carlijn Kingma en als cartograaf maak ik kaarten van de maatschappij. Deze kaart heb ik gemaakt met financieel onderzoeksjournalist Thomas Bollen en geldonderzoeker Martijn Jeroen van der Linden. Geld is in deze kaart verbeeld als water. Zoals water gewassen doet opbloeien, zo brengt geld de economie in beweging.

In het eerste deel van deze tour hebben we de kanalen van het waterwerk verkend en kennisgemaakt met de machtige instituten die de sluizen bedienen. In dit deel laten we zien hoe het geld de afgelopen vijftien jaar door het waterwerk stroomde en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Het water trekt zich terug

‘Pas als het eb wordt, zie je wie er naakt zwemt.’ Die uitspraak is van belegger Warren Buffet, een van de rijkste mannen ter wereld. Wanneer het geld zich terugtrekt, blijkt wie er te veel risico heeft genomen. Spelers die zich met geleend geld op de financiële markten begeven, komen in problemen als de koersen dalen. Wanneer hun beleggingen minder opbrengen, kunnen ze hun schulden niet meer betalen. Ze moeten waardepapieren van de hand doen, juiste terwijl er minder kopers zijn.

Dat versterkt de neerwaartse prijsspiraal: het water trekt zich nog verder terug. De geldtekorten op de financiële markten slaan over naar de banksector: die moet afschrijven op uitstaande leningen.

Op zo’n moment blijkt hoe instabiel het waterwerk is. Doordat we voor betalen en sparen volledig van private banken afhankelijk zijn, zijn ze onmisbaar geworden. Tijdens de financiële crisis in 2008 werden de banken daarom met belastinggeld gered. In Europa pompten de overheden bij elkaar 1600 miljard euro in het financiële systeem. Het bleef niet bij deze eenmalige reddingsactie. Ook de centrale banken trokken de publieke portemonnee.

De centrale bank

De centrale bank is de hoeder van het waterwerk en bewaakt het waterpeil. Er moet genoeg geld door de economie stromen om de prijzen stabiel te houden. Groeit de geldhoeveelheid te snel, dan stuwt dat de prijzen op, en kun je met hetzelfde geld steeds minder brood en pindakaas kopen. 

Een dalend waterpeil is nog gevaarlijker. Dat kan tot dalende prijzen leiden en zo deflatie veroorzaken, het tegenovergestelde van inflatie.

Dat gebeurde in de jaren ’30 van de vorige eeuw. De instorting van de beurzen zorgde er toen voor dat banken de kredietverlening afknepen. Aangezien kredietverlening en geldcreatie binnen ons geldstelsel hand in hand gaan, kromp de geldhoeveelheid. De doorstroming stokte en grote delen van het waterwerk kwamen droog te staan. Consumenten hielden de hand op de knip, bedrijven gingen failliet en miljoenen mensen vervielen in armoede. De sociale onvrede die ontstond, werd een voedingsbodem voor het opkomende fascisme. 

Na de kredietcrisis van 2008 en de daaropvolgende eurocrisis vreesden economen dat de lage inflatie opnieuw zou omslaan in deflatie, het waterwerk zou droogvallen en de euro zou instorten. Om dat rampscenario te voorkomen, moest de inflatie omhoog naar 2 procent. De centrale banken waren daarvoor tot alles bereid. ‘Whatever it takes,’ zei Mario Draghi, de toenmalige president van de Europese Centrale Bank. 

De financiële sector kwam zo aan een publiek geldinfuus te liggen

De centrale banken zetten de geldtoevoer naar de banken wagenwijd open. Eerst maakten ze lenen voor banken goedkoper door de rente te verlagen. Vervolgens creëerden ze nieuw geld. Daarmee kochten ze op grote schaal staats- en bedrijfsleningen van banken en andere financiële instellingen op. De financiële sector kwam zo aan een publiek geldinfuus te liggen. 

Het lage rentebeleid en de opkoopprogramma’s van de centrale bank creëerden een overvloed aan liquiditeit bij de banken. De private banken draaiden hun geldkraan open voor goedkope hypotheken, met stijgende huizenprijzen als gevolg. Ook overspoelden ze de financiële markten met goedkoop krediet. Het stijgende waterpeil stuwde de prijzen van financiële beleggingen omhoog. De waarde van aandelen ging tussen 2008 en 2020 gemiddeld wel drie tot vier keer over de kop. 

De aandeelhouders van multinationals profiteerden dubbelop. De Europese Centrale Bank kocht tussen 2016 en 2022 voor 350 miljard bedrijfsleningen op. Alleen grote bedrijven voldeden aan de criteria. Oliebedrijven, tabaksfabrikanten, wapenproducenten en de investeringsvehikels van de allerrijkste families van Europa wisten wel raad met het spotgoedkope publieke geld. 

Terwijl de geldtoevoer naar de banken open stond, belandde het geld maar niet bij de burger

Neem luxe tassen- en champagneconglomeraat Louis Vuitton Moët Hennessy. Dat leende gretig van de centrale bank en keerde tegelijkertijd voor miljarden dividend uit. Het kocht eigen aandelen terug, wat de koers nog iets verder opdreef, en nam concurrenten over zoals modemerk Dior en sieradenmaker Tiffany & Co.

Hedge fund manager en miljardair Ray Dalio waarschuwde openhartig voor de gevolgen. Hij zei: ‘Terwijl geld vrijwel gratis is voor wie geld en kredietwaardigheid heeft, is het niet beschikbaar voor mensen zonder geld. En dat vergroot de kloof tussen arm en rijk, zorgt voor ongelijke kansen en politieke spanningen.’ Het vermogen van de oprichter en ceo van Louis Vuitton, Bernard Arnault, groeide in een jaar tijd van 75 naar 195 miljard dollar, waarmee hij Elon Musk en Jeff Bezos in 2021 voorbijstreefde en zo de rijkste man op aarde werd. 

Het was de theorie van de doorsijpeleconomie in een nieuw jasje: wanneer je banken en grote bedrijven overspoelt met liquiditeit, druppelt het geld vanzelf door naar de samenleving. Maar volgens econoom en Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz ‘werkt het alleen zo in de economische modellen’. Hij trok de logica van het beleid in twijfel. 

Elk jaar opnieuw voorspelden de bankiers van de Europese Centrale Bank een inflatie van 2 procent. Maar die doelstelling werd acht jaar lang niet behaald. Terwijl de geldtoevoer naar de banken open stond, belandde het geld maar niet bij de burger. 

Gebrek aan hervorming

Tijdens het onderzoek voor deze kaart heb ik me verbaasd: over hoe het kan dat onze maatschappelijke afhankelijkheid van dezelfde partijen die in 2008 de crisis veroorzaakten is toegenomen? Is het niet vreemd dat zelfs de kanalen voor het publieke geld via private banken lopen? Het commerciële belang van de bank komt immers lang niet altijd overeen met het maatschappelijk belang.

Duizenden bankiers en lobbyisten liepen de deur plat bij politici en toezichthouders. Ze schreven mee aan wetgeving die de bestaande infrastructuur van het waterwerk veiliger moest maken. Het regelboek voor banken telt inmiddels ruim 2 miljoen woorden en is drie keer zo dik als de Bijbel. Maar wat heeft dit opgeleverd? 

Veiligheidsvoorschriften zijn aangescherpt. Banken moeten voortaan meer kapitaal aanhouden. Maar de kapitaaleisen gingen omhoog met enkele procentpunten in plaats van tientallen. 

De complexe regelgeving is ondertussen een enorme last die nieuwe toetreders ontmoedigt. Alleen banken met een legertje juristen en risicomanagers zijn nog in staat de lange checklisten af te vinken. Meer nog dan voorheen, domineert een handvol grote banken de markt.

Banken zijn nog steeds onmisbaar voor betalen en sparen. Ze weten dat ze niet mogen omvallen, en die wetenschap verandert hun gedrag

Banken mogen bovendien nog steeds op grote schaal allerlei financiële producten verkopen die vergelijkbaar zijn met de producten die de kredietcrisis hebben ontketend. Wel wordt een deel ervan buiten de gereguleerde kasboeken gehouden, door ze te verplaatsen naar aparte juridische entiteiten waarop de bancaire regels niet van toepassing zijn. De omvang van het bankieren buiten de zoeklichten van de toezichthouders – het zogeheten schaduwbankieren – is tegenwoordig zelfs groter dan het deel waarop toezicht wordt gehouden. 

Banken zijn nog steeds onmisbaar voor betalen en sparen. Ze weten dat ze niet mogen omvallen. Die wetenschap verandert hun gedrag: ze nemen meer risico. Dat risico wordt, als het erop aankomt, gedragen door de samenleving, terwijl de winst voor henzelf en hun aandeelhouders is. 

Met handtekeningenacties en debatten probeerden wetenschappers en actiegroepen hervorming van het geldstelsel op de politieke agenda te krijgen. ‘Waarom is er nog steeds geen publiek alternatief voor commerciële banken? Het huidige geldstelsel is overeind gehouden. Maar waarom sluiten we lekkende kanalen niet af en leggen we nieuwe aan?’ 

Er volgden rapporten van onafhankelijke onderzoekscommissies en voorstellen voor een publieke, veilige haven voor spaargeld. De politiek nam ze netjes in ontvangst, maar stopte ze vervolgens in een bureaulade.

Pensioenfondsen

De verwevenheid van het financiële stelsel werd me nog duidelijker bij het verkennen van een ander deel van het waterwerk: onze pensioenfondsen. 

Vroeger bood het spaargeld van de een kansen voor de ander, en bleef het in de nationale economie

In Nederland dragen de meeste werknemers verplicht een deel van hun inkomen aan een pensioenfonds af. Voor de jaren ’80 werd dat ingelegde geld vaak rechtstreeks geïnvesteerd in de samenleving, bijvoorbeeld in de bouw van betaalbare woningen en infrastructuur. Het spaargeld van de een bood zo kansen voor de ander en bleef in de nationale economie.

Maar met de groei van financiële markten veranderde die bestemming. Een groot pensioenfonds investeert tegenwoordig veel minder in eigen land; het besteedt het beheer uit aan vermogensbeheerders die over de hele wereld beleggen. 

Dat werkt als volgt. Om hun rendementsdoelstelling van 6 à 7 procent te halen, verdelen vermogensbeheerders het geld over allerlei potjes, met verschillende risico- en rendementsprofielen. 

Door het lage-rentebeleid van de centrale banken daalden de inkomsten uit staats- en bedrijfsleningen met een laag risico. Om het beoogde rendement toch te behalen, gingen de pensioenfondsen meer risico nemen. De verdeling tussen de potjes is verschoven: minder geld naar staatsobligaties en meer in aandelen. Een steeds groter deel van het pensioengeld verplaatst zich in razend tempo via de financiële kanalen tussen de beurzen van Amsterdam, Londen, New York en Shanghai, op zoek naar het hoogste rendement.

Het pensioen van de een wordt betaald uit de hogere woonlasten van andere premiebetalers

Dankzij de pensioenpotten konden vermogensbeheerders – denk aan BlackRock en Vanguard – uitgroeien tot machtige partijen. Ze hebben inmiddels biljoenen in beheer. Ze zijn, net als de banken, too big to fail geworden, en worden bovendien geregeld ingehuurd als adviseurs van centrale banken. Belangenconflicten liggen op de loer: ze adviseren over beleid dat direct invloed heeft op de resultaten van hun eigen beleggingsportefeuilles. 

Ook private equity-bedrijven zijn belangrijker geworden voor het beheer van ons pensioengeld. Zij kopen overal ter wereld bedrijven op om vervolgens werknemers te ontslaan, bedrijfsonderdelen los te knippen, en met winst weer door te verkopen. De kaalgevreten restanten blijven met hoge schulden achter. Zulke fondsen worden daarom ook wel vergeleken met aasgieren of sprinkhanen.

Via tussenpartijen als Blackstone, het grootste private equity-bedrijf ter wereld, investeren onze pensioenfondsen ook in de massale opkoop van woningen in grote steden, om rendement te realiseren via huurinkomsten en stijgende vastgoedprijzen. Een onderwijzer of verpleegkundige in de Randstad, die verplicht premie betaalt aan diezelfde pensioenfondsen, kan zo geen woning meer kopen in de stad waar hij of zij werkt en is veroordeeld tot hoge huren. Het rendement moet uiteindelijk toch ergens vandaan komen – het pensioen van de een wordt betaald uit de hogere woonlasten van andere premiebetalers. En de ceo van Blackstone, Stephen Schwartzman, incasseerde zowel in 2021 als in 2022 een inkomen van meer dan 1 miljard. 

Je hoort vaak dat Nederland ‘het beste pensioenstelsel ter wereld’ heeft, maar gaandeweg dit project ging ik daar steeds meer aan twijfelen. Wie profiteert er onder de streep nu echt?

Voor de meeste mensen zijn de pensioenen jarenlang niet geïndexeerd, terwijl de lange keten van financiële tussenpartijen enorme bedragen afroomt in de vorm van beheerkosten en prestatiebonussen. In 2020 kwamen die kosten voor het eerst boven de 10 miljard euro. Dat is meer dan een kwart van de 35 miljard die dat jaar werd uitbetaald aan de gepensioneerden. 

Dezelfde instrumenten, hetzelfde resultaat

In 2022 kwam de inflatie voor het eerst sinds 50 jaar boven de 10 procent uit. De centrale bank probeert sindsdien niet langer het waterpeil te verhogen; er stroomt juist teveel geld rond. 

Maar de centrale bank kan ook nu de geldhoeveelheid in de samenleving en de rente voor bedrijven en sparende burgers niet rechtstreeks bepalen. Ze is opnieuw aangewezen op de indirecte kanalen die via de private banken lopen. Momenteel proberen de centrale banken de inflatie te bevechten door de economie af te remmen, maar zou het niet effectiever zijn om het geld weg te halen waar het in overvloed rond gaat: aan de top van de samenleving?

Hervorming 

Ons geldstelsel vergroot ongelijkheid, en blijkt slecht in staat om de transitie naar een duurzame economie te financieren. Bovendien kan het niet overeind blijven zonder vangnetten, steunpakketten en publieke geldinfusen. We kunnen op dezelfde voet doorgaan – maar we kunnen er ook voor kiezen het stelsel anders in te richten. Hoe het waterwerk van onze samenleving eruit ziet, is een politieke keuze. 

Het is onwenselijk dat niet-gekozen technocraten met het nieuwe geld grote herverdelingseffecten en marktverstoringen veroorzaken

Via herziening van belastingen kun je de extreme ongelijkheid al flink aanpakken. Arbeid wordt nu zwaarder belast dan vermogen, waardoor de onderste 90 procent van de bevolking relatief gezien meer belasting betaalt dan de rijkste 10 procent. Multinationals en de rijkste 1 procent maken daarbovenop gebruik van juridische constructies en afspraken met de belastingdienst om hun afdracht verder te verkleinen.

Belastingheffing is gericht op herverdelen, het corrigeren van excessen die zijn ontstaan. Maar het pakt van de oorzaak niet aan, de tekortkomingen van de initiële verdeling van het geld. Om de geldstromen rechtvaardiger te maken, moeten we de architectuur van het waterwerk onderhanden nemen.

Kijk bijvoorbeeld naar twee kanalen waarmee de centrale bank de waterdruk zou kunnen reguleren, zonder tussenkomst van private banken. Er bestaat al een kanaal tussen de centrale bank en de overheid. Nu is dit kanaal afgesloten en omcirkeld met grote hekken, uit angst dat politici de geldbron van de centrale bank zullen misbruiken. Natuurlijk moet worden voorkomen dat die wordt ingezet om zieltjes te winnen bij verkiezingen. Maar het is al even onwenselijk dat niet-gekozen technocraten met het nieuwe geld grote herverdelingseffecten en marktverstoringen veroorzaken. Hadden de biljoenen die zijn gecreëerd voor de financiële sector niet beter anders gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld voor huisvesting, onderwijs, of verduurzaming van de economie?

De politiek is aan zet – en daarmee de burger. Want pas als burgers hun stem laten horen, komt de politiek in beweging

 Het tweede kanaal tussen de centrale bank en burgers waarmee de geldhoeveelheid zou kunnen worden beïnvloed, is helikoptergeld. De centrale bank kan alle burgers hetzelfde bedrag geven, alsof je het over de samenleving uitstrooit. Want zou het niet effectiever zijn wanneer dit geld rechtstreeks bij burgers belandt, in plaats van erop te vertrouwen dat het via de private banken zal doorsijpelen? 

Nu is die helikopter vastgeketend, maar er wordt gewerkt aan een nieuwe vorm van geld die dit kanaal kan openen: Central Bank Digital Currency (CBDC). Daarmee krijgen burgers rechtstreeks toegang tot de centrale bank. Dat biedt mogelijkheden om het waterwerk structureel te verbeteren. Maar of die kansen worden benut hangt helemaal af van het gekozen ontwerp.

De politiek is aan zet – en daarmee de burger. Want pas als burgers hun stem laten horen, komt de politiek in beweging. Wat willen we water geven en wat niet? Welke kanalen moeten daartoe worden afgesloten? En welke nieuwe kanalen en sluizen hebben we nodig? We zullen de komende tijd andere architecturen voor het waterwerk schetsen om verschillende toekomstscenario’s te verkennen. De inrichting van ons geldstelsel is een publieke zaak en de toekomst van ons geld is te belangrijk om over te laten aan niet-gekozen bankiers.